Zzp’er niet te spreken over voorstel nieuwe zzp-wet


Dat er iets wordt gedaan aan schijnzelfstandigheid, kunnen de meeste zzp’ers zich wel in vinden. Maar over het voorstel voor de nieuwe zzp-wet, is niet iedereen over te spreken. Acht op de tien zzp’ers steunen het wetsvoorstel niet. Dat blijkt uit een peiling van Knab onder ruim 200 zzp’ers.

Om schijnzelfstandigheid te bestrijden en de rechten van zzp’ers te waarborgen, heeft demissionair minister Van Gennip een nieuw wetsvoorstel ingediend. Deze nieuwe zzp-wet heet de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden en vervangt de Wet DBA.

De overheid weet ook niet goed weet hoe om te gaan met de regels rondom schijnzelfstandigheid en zzp’ers. Dat blijkt uit de hoeveelheid wijzigingen die er zijn doorgevoerd in de afgelopen jaren. Zzp’ers zijn niet weg te denken uit de moderne arbeidsmarkt. Ze bieden flexibiliteit en expertise aan bedrijven, terwijl ze tegelijkertijd hun eigen ondernemingen runnen.

Beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden

Het voorstel voor de nieuwe zzp-wet bestaat uit twee onderdelen: de arbeidsrelatie en het rechtsvermoeden.

Verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie

Dit houdt simpel gezegd in:

  1.  
    1. Hoe word je aangestuurd en gecontroleerd? Heb je daar alle vrijheid in of sta je onder leiding van een ander?
    2. Doe je werk dat structureel gedaan wordt in een organisatie? En heeft dit werk een vaste plek in de organisatie (inbedding)? Doe je hetzelfde werk als (en met) de werknemers?
    3. Of werk je juist zelfstandig, voor eigen rekening en risico? Met deze verduidelijking kunnen werkgevenden en zelfstandigen straks beter uit de voeten. Zonder bij opdrachten een berg jurisprudentie uit te moeten zoeken.”

Is er geen (werk)inhoudelijke aansturing (1) en ben je niet ingebed in de organisatie (2)? Dan is het mogelijk dat je als zzp’er aan de slag kan. Bij aanwezigheid van één van beide onderdelen, dan moet er gekeken worden of de opdracht voldoende ondernemerschap (3) met zich meebrengt.

Als het uurtarief onder € 32,24 (peildatum 1 juli 2023) ligt, dan kan er sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Het is dan aan de opdrachtgever/werkgever om te bewijzen dat het niet zou gaan om een arbeidsovereenkomst.

Minder zzp’ers, minder vrijheid

Ook nieuw aan het voorstel is dat er wordt beoordeeld per opdracht en niet op persoonsniveau. Bijna 70% van de ondervraagden is het daar niet mee eens en vindt dat men naar de persoon zou moeten kijken. Ruim 40% van de zzp’ers denkt dat ze hun opdrachten maar gedeeltelijk – of zelfs helemaal niet meer – kunnen blijven doen als zelfstandige. En zelfs negen op de tien ondervraagden vindt dat het wetsvoorstel de vrijheid van het ondernemerschap beperkt.

Ook Vereniging Zelfstandigen Nederland (VZN) is ontevreden. Voorzitter Cristel van de Ven: “We hebben veel goede gesprekken gehad over dit voorstel. Helaas is de uitkomst teleurstellend. Wat ons betreft moet het kabinet opnieuw beginnen.”

Er is meer begrip voor het onderdeel van de wetgeving dat gaat over het rechtsvermoeden o.b.v. uurtarief. De helft van de ondervraagden vindt dat de overheid onderscheid moet maken tussen zzp’ers op basis van uurtarief. Ze vinden echter dat die grens op 50 euro per uur moet liggen.

Wachten op de nieuwe regering

Of het demissionair kabinet rekening houdt met de genoemde krimp van zzp’ers, valt te bezien. Of het wetsvoorstel zijn doorgang vindt ook, want zover is het nog lang niet. Van 6 oktober tot en met 10 november is het wetsvoorstel in internetconsultatie. Dat wil zeggen dat zowel zzp’ers als opdrachtgevers hun mening kunnen laten horen. Gaat de minister daarna door met het plan, dan biedt ze het aan in de Tweede Kamer. Tegelijkertijd zitten we dan midden in de verkiezingen, en zal het aan de nieuwe regering zijn om met dit (langlopende) dossier aan de slag te gaan.