Ton Hartlief acht vooruitgang wenselijk op het gebied van beroepsziekten en medische aansprakelijkheid

“Ik hoop oprecht dat er vanuit het oogpunt van slachtofferbescherming na al die jaren eindelijk eens vooruitgang wordt geboekt op het gebied van beroepsziekten en op het vlak van medische aansprakelijkheid. Zelfs als dat ten koste zou gaan van het mij zo dierbare huidige aansprakelijkheidsrecht, dat ik voor een dergelijke aanpassing desnoods zou willen inwisselen. Doorslaggevend zal zijn of betrokken partijen, publiek en privaat, het niet bij mooie woorden zullen laten, maar bereid zijn hierin werkelijk te investeren.” Dat zegt prof. mr. Ton Hartlief, hoogleraar privaatrecht en advocaat-generaal van de Hoge Raad, in de onlangs verschenen aansprakelijkheidsspecial van de VNAB Visie.

In het interview stelt Hartlief dat de veranderingen in de wereld van het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht op zich wel meevallen. “Als ik kijk naar de medische aansprakelijkheid, dan praten we daar al meer dan 20 jaar over maar is er in die tijd eerlijk gezegd niet werkelijk vooruitgang geboekt vanuit slachtofferperspectief. Voor een patiënt is het traject van het aansprakelijkheidsrecht, ook wanneer werkelijk sprake is van een medische fout, bijzonder gecompliceerd en zwaar. Hetzelfde geldt voor een ander actueel thema: beroepsziekten. Ook op dat terrein wordt al jaren gepraat over het vergemakkelijken van de afwikkeling van schadeclaims van gedupeerde werknemers, maar behalve waar het gaat om asbest is er eigenlijk niet of nauwelijks iets bereikt.”

Alternatieven

Hartlief benadrukt dat het momenteel bijvoorbeeld lastig is voor slachtoffers van beroepsziekten om het causaal verband aan te tonen tussen hun klachten en hun werk. “Het huidige door de Hoge Raad ontwikkelde stelsel van werkgeversaansprakelijkheid is goed uitgekristalliseerd en werkt op zich prima bij arbeidsongevallen. Er zijn hieromtrent de laatste jaren niet of nauwelijks arresten geweest. Maar bij beroepsziekten ligt dat anders, is de problematiek veel complexer en lijkt het tijd het stelsel aan te passen of zelfs een overstap te maken naar een alternatief systeem. Dan zou je natuurlijk kunnen denken aan een speciaal fonds voor beroepsziekten, maar ook aan een directe verzekering, afgesloten door de werkgever, waarbij een vergoeding wordt uitgekeerd aan de werknemer ongeacht de vraag of de werkgever aansprakelijk is voor de ziekte of niet. Minder vergaand is het voorstel om binnen het huidige systeem de causaliteit te laten beoordelen door een onafhankelijke deskundige of commissie. Dat zou een minder principiële wijziging zijn maar wel degelijk een substantiële verandering ten opzichte van de huidige situatie.”

Verruiming aansprakelijkheid

Wie professionals spreekt die werkzaam zijn in de verzekeringsbranche hoort vaak geluiden over de verruiming van de aansprakelijkheid die de kans op claims doet toenemen. “In abstracte zin is dat zo”, reageert Hartlief prompt, om daar meteen aan toe te voegen dat ‘het de afgelopen jaren wel meevalt met die verruiming’. “Het sentiment van de branche op dat vlak neem ik niet zo serieus. Het in de sector levende idee van een constante uitbreiding van de aansprakelijkheid in de afgelopen jaren strookt dan ook niet met wat er in het aansprakelijkheidsrecht daadwerkelijk gebeurt. Er is weliswaar sprake van enige verruiming, zoals bijvoorbeeld de Wet Affectieschade, maar die is slechts beperkt, zeker in vergelijking met de grote veranderingen in de jaren’90.  De hoogtijdagen op het gebied van de verruiming op aansprakelijkheidsgebied liggen dan ook achter ons.”

Over de opstelling van verzekeraars zegt hij: “Zij hebben van oudsher als grondhouding om elke uitbreiding van de aansprakelijkheid bij voorbaat af te wijzen, terwijl je beter constructief kunt meedenken en -praten want dan kun je nog enige invloed op het eindresultaat uitoefenen. Bij de totstandkoming van de Wet Affectieschade, die per 1 januari jl. in werking is getreden, heeft de verzekeringsbranche hierin, onder aanvoering van de toenmalige PIV-directeur Theo Kremer, een omslag gemaakt door zich coöperatief op te stellen en actief mee te praten. Met als resultaat dat Nederland, zij het als één van de laatste landen in Europa, het alsnog mogelijk heeft gemaakt voor nabestaanden en naasten, om in aanmerking te komen voor smartengeld. Ik vind dit toch wel een mijlpaal en juridisch een belangrijke ontwikkeling.”

Glazen bol

Waar gaat het heen met de aansprakelijkheidswet- en regelgeving?  Volgens Hartlief ontkom je bij het antwoord op die toekomstvraag dan ook niet aan dooddoeners en algemeenheden. “Het meest gemakkelijke is te voorspellen dat de huidige ontwikkelingen zich de komende jaren zullen voortzetten. Wat zeker is, is dat de samenleving aan verandering onderhevig is en dat ook de wet- en regelgeving en jurisprudentie zich verder zullen ontwikkelen. Het ligt dan ook voor de hand dat de aansprakelijkheid geleidelijk aan verder wordt verruimd, want minder wordt het alleen maar wanneer absolute doemscenario’s zich zouden realiseren. Als dat niet gebeurt, verwacht ik geen schokkende veranderingen op het terrein van het aansprakelijkheidsrecht. Maar ook geleidelijke ontwikkeling kan een stelsel uiteindelijk fundamenteel veranderen. Een abrupte stelselwijziging verwacht ik niet, al kunnen één of twee triggers, bijvoorbeeld een ingrijpend incident of een politiek getinte gebeurtenis (denk aan een ramp of een megadossier als dat van de Groningse aardbevingen), een bepaalde ontwikkeling of verandering