Rechtbank Midden-Nederland: Geen toewijzing shockschade voor nabestaanden van slachtoffer van de tramaanslag


 
De Rechtbank Midden-Nederland heeft in een uitspraak op 31 januari jl. gesteld dat nabestaanden van een slachtoffer van de Tramaanslag in Utrecht geen recht hebben op ene vergoeding voor shockschade.

In deze zaak staat de vraag centraal of nabestaanden (ouders, broer en zussen)  van een slachtoffer van de tramaanslag in Utrecht d.d. 18 maart 2019 Qbuzz en/of de provincie Utrecht als secundaire daders aansprakelijk kunnen houden voor wat hun is overkomen als gevolg van de tramaanslag.De op shockschade gebaseerde vorderingen worden door de rechtbank afgewezen, omdat niet is aangetoond dat sprake was van gevaarzetting, een gevaarlijke zaak en/of van schending van een zorgplicht door Qbuzz (huurder van de tram)  en de Provincie Utrecht (eigenaar tram). Tevens is geen sprake van een fout van de trambestuurster noch kan aansprakelijkheid jegens Qbuzz worden aangenomen op grond van het vervoersrecht.

De rechtbank concludeert: “De conclusie is dat Qbuzz en de Provincie niet aansprakelijk zijn voor de gevolgen voor eisers c.s.van de tramaamslag,die op 18 maart 2019 plaatsvind. De vorderingen van eisers c.s. zullen worden afgewezen. Over de aard en de ernst van het geestelijk letsel van eisers hoeft de rechtbank niet te beslissen, omdat Qbuzz en de Provincie niet aansprakelijk zijn. Het kan niet anders dan dat de aanslag op 18 maart 2019 een grote impact heeft op de levens van eisers c.s.. En het is te begrijpen dat zij genoegdoening en erkenning zoeken voor wat hun is overkomen. Maar deze procedure kan daarin niet voorzien.“

Hier vindt u de volledige uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBMNE:2024:415