DFO onderzoek waardering ORV Verzekeraars 2019

Deze week is het onderzoek Overlijdensrisicoverzekeringen (OVR) verschenen dat Bureau DFO jaarlijks uitvoert. Op basis van 998 waarnemingen door financieel adviseurs, zijn de prestaties en voorwaarden van alle relevante verzekeraars op het gebied van Overlijdensrisicoverzekeringen beoordeeld.

Door de respondenten wordt de ORV het meest geadviseerd in het kader van een advies over hypothecair krediet 93%. De ORV wordt ook aanbevolen bij nabestaanderente (52%), consumptief krediet (43%) en alimentatie (41 %). Andere veel genoemde aanleidingen zijn Keyman, Voogdij en Erfrechtbelasting.

Samenwerking met meerdere aanbieders

Het grootste deel van de adviseurs dat aan dit onderzoek deelnam maakt gebruik van 2 tot 5 aanbieders. Gemiddeld sloten zij in 2018  57 nieuwe ORV’s af. 12 % van de deelnemers sloot in 2018 meer dan 100 ORV’s af. De deelnemers gaven op 9 onderdelen een waardering over het belang van de onderscheidende kenmerken van aanbieders ORV. Uiteraard scoorde de tariefstelling daarbij hoog. Ook zaken als de beschikbaarheid van applicaties, gemak waarmee mutaties kunnen worden doorgevoerd en de medische acceptatieregels scoorden hoog in het onderscheid tussen verzekeraars die ORV aanbieden.

Tevredenheid stijgt!

Jaarlijks wordt aan de deelnemers ook gevraagd hun tevredenheid over de verschillende aanbieders aan te geven. Het is positief te zien dat de algemene tevredenheid over de aanbieders van ORV in vergelijking met 2018 in 2019 met 0,3 punt is gestegen. Op een enkele uitzondering na is bij alle onderzochte verzekeraars de tevredenheid van de deelnemers gestegen. De mate van vooruitgang verschilt echter sterk per aanbieder. In 2019 hebben TAF, Scildon en Dela de hoogste waarderingen ontvangen. N

“Ik vind het een slechte ontwikkeling dat het aantal overlijdensrisicoverzekeringen dat in combinatie met een hypothecair krediet wordt afgesloten zo sterk daalt, aldus Mr. Jurjen Oosterbaan Martinius, directeur Bureau DFO. Er zijn verschillende oorzaken die deze daling kunnen verklaren. Het trieste resultaat is te zien in de klachten die bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening worden ingediend door weduwen die na het overlijden in financiële problemen komen, omdat er in het kader van de hypotheeklening geen overlijdensrisicoverzekering is afgesloten.

Vanuit de Wft bezien is de problematiek echter duidelijk: de adviseur moet in het kader van het advies over het krediet ook aandacht besteden aan de betaalbaarheid van het krediet na het overlijden van een van de kostwinners. Ik weet dat klanten in de praktijk vaak aangeven “dat komt later wel”, maar ook hierin is de Wft duidelijk: het product zoals dat wordt afgesloten is gebaseerd op het advies van de adviseur. Acht de adviseur de keuze van de klant onverantwoord, dan moet hij dit onmiskenbaar duidelijk maken aan de klant en moet hij deze klant keuze ook vastleggen leggen in zijn dossier.

De oud voorzitter van KiFiD, de heer Du Perron, lid van de Hoge Raad, heeft in het verleden tijdens een lezing voor hypotheekadviseurs ook nog gewezen op het feit dat de adviseur niet moet volstaan met de simpele mededeling dat bij onvermogen om de lening af te lossen de woning gedwongen zal moeten worden verkocht. Van de adviseur wordt verwacht dat hij met de consument in gesprek gaat, zodat deze de consequenties hiervan overziet. Dat betekent in concreto dat de woning moet worden verlaten, de nabestaanden niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning, er waarschijnlijk geen vrije sector huurwoning beschikbaar is en er dus ook geen mogelijkheid is om een (nieuw) hypothecair krediet aan te gaan. Kortom: een zeer belabberde woonsituatie. En dat alles is te voorkomen door een ORV die vaak niet meer kost dan een pakje sigaretten per week. Ik denk niet dat er in de praktijk vaak situaties zijn waar je als financieel adviseur een advies zonder duidelijke waarschuwing met droge ogen aan een klant kunt geven.