Burnout-klachten blijven stijgen: goede methode om stress te meten noodzakelijk

Soms worden de termen burn-outklachten en burn-out in de berichtgeving door elkaar gehaald, stellen  TNO’ers Wendela Hooftman en Noortje Wiezer. Zij gingen  in gesprek met psychiater Christiaan Vinkers (hoogleraar Stress en Veerkracht, Amsterdam UMC) over het meten en diagnosticeren van burn-out en burn-outklachten en hun gezamenlijke missie om een goede methode te ontwikkelen om stress te meten en signalen te interpreteren.

“In de media worden de NEA-cijfers van burn-outklachten vaak gebruikt. Regelmatig komt het voor dat een stijging van burn-outklachten beschreven wordt als een stijging van het aantal burn-outs. Dan wordt er bijvoorbeeld gesproken over een ‘burn-out epidemie’. Als we het over werknemers met burn-out klachten hebben gaat het over mensen die klachten ervaren, maar over het algemeen gewoon aan het werk zijn. Zij lopen wel het risico dat de klachten erger worden en uiteindelijk uit te vallen. Dit gaat in Nederland om ongeveer 20% van de werknemers.”

“Daarnaast kijken we ook naar mensen die daadwerkelijk uitvallen. Dan gaat het bijvoorbeeld om mensen die aangeven dat een arts heeft vastgesteld dat zij de beroepsziekte overspannenheid of burn-out hebben. Dit gaat om ongeveer 3% van de werknemers. ‘We stellen met onze schaal niet de diagnose burn-out en pretenderen dat ook niet. In onze berichtvoering maken we ook altijd zorgvuldig het onderscheid tussen burn-outklachten en meer verstrekkende gevolgen als langdurig ziekteverzuim zoals de door een arts gediagnostiseerde beroepsziekte ‘overspannenheid/burn-out’. Maar in de praktijk worden deze zaken helaas nog vaak door elkaar gehaald.”, legt Noortje Wiezer uit.

Onbetrouwbare diagnose & Babylonische spraakverwarring

Psychiater en hoogleraar Christiaan Vinkers laat ook geregeld van zich horen in de media. Zo heeft hij het boek ‘In de ban van burn-out’ geschreven over de wetenschappelijke zin en onzin van de burn-out. “Voor burn-out bestaat geen betrouwbaar vast te stellen diagnose, ook al praten we er veel over. Er is veel overlap tussen een burn-out en diagnoses als een depressie of angststoornis. We weten op dit moment niet of een burn-out echt iets anders is. Volgens de huidige criteria kan een arts of psycholoog een burn-out niet betrouwbaar vaststellen. Dat maakt een burn-out ook zo lastig te behandelen, terwijl de klachten soms echt ernstig zijn en veel leed veroorzaken. Als je niet weet wat het precies is, hoe kun je mensen dan goed helpen?”

“Daarbij komt dat er geen bewezen effectieve burn-outbehandelingen zijn én de oplossing bovendien aan de vrije markt wordt overgelaten. Dat maakt dat mensen zelf moeten google-en voor hulp voor hun psychische klachten. Het gevaar is dat een burn-out – met gemiddeld 300 dagen ziekteverzuim – onvoldoende gemedicaliseerd wordt, en mensen er alleen voor staan.”

“Burn-out is echt iets anders dan burn-outklachten. Er ontstaat verwarring over gebruik van terminologie; mensen verwarren burn-outklachten, wat lichte stressklachten zijn, met een burn-out waarbij mensen gemiddeld 300 dagen ziek thuiszitten. De term burn-outklachten gaat niet over burn-out, maar over niet erg zware vermoeidheidsklachten op het werk. De term burn-outklachten leidt tot een Babylonische spraakverwarring. Kijk bijvoorbeeld naar NU.nl, die op basis van de NEA over burn-outklachten een artikel schrijft met de titel ‘Burn-out onder jongeren steeds groter probleem’. De term burn-outklachten die in de NEA wordt gebruikt is daarom ongelukkig gekozen”, vindt Vinkers.

Hoe uitgebreid meten binnen een monitor?

“Begrijp me niet verkeerd: het herhaaldelijk meten van hoe werknemers ervoor staan is waardevol. De term burn-outklachten vind ik, zoals gezegd, alleen wat ongelukkig. En als je het wil meten, dan zou ik het liefst zien dat alle UBOS-subschalen die bijdragen aan burn-outklachten gemeten worden, niet alleen emotionele uitputting. Tegelijk vind ik het werk van TNO en de NEA belangrijk en goed, dat staat buiten kijf. Het is belangrijk om klachten te registeren’, benadrukt Vinkers.

“Het lastige is dat bij een monitoronderzoek als de NEA, waarin veel concepten uitgevraagd worden, rekening gehouden moet worden met de lengte van de vragenlijst omdat de respons daardoor beïnvloed wordt. Daarom is gekozen voor een beperkt aantal vragen per onderwerp en welke vragen dat zijn is heel goed afgewogen. Het liefst zouden wij natuurlijk ook de hele UBOS opnemen, maar dat is simpelweg niet mogelijk. We hebben heel bewust voor deze subschaal gekozen, de kerndimensie van het klachtenpatroon dat later tot een diagnose burn-out kan leiden.”

“Onafhankelijk van hoe we het noemen, en we benadrukken in onze rapportages heel duidelijk dat het om burn-outklachten gaat, zien we dat mensen die boven het afkappunt op de NEA-schaal scoren, later significant vaker verzuimen, uitvallen en/of instromen in de WIA. Deze mensen zijn dus echt ‘at risk’ voor grote problemen. Tot slot is in een monitoronderzoek stabiliteit belangrijk. Alleen als de vragen, en terminologie, zo goed als gelijk blijven, kun je naar trends kijken. Het is dus niet zo gemakkelijk om vragen aan te passen, toe te voegen of termen te veranderen”, licht Hooftman toe. 

Complex probleem samen aanpakken

“Psychisch ziekverzuim is een veelkoppig monster. Niet alleen het werk, maar ook iemands thuissituatie, jeugd, genetische aanleg en karakter spelen een rol. De klachten zijn een optelsom van allerlei factoren en het is heel individueel bepaald hoe iemand op stress reageert. Vaak zijn we te laat met signaleren en zoekt iemand pas hulp als diegene al te veel stress heeft gehad en over grenzen is heen gegaan. Feit is dat het psychisch ziekteverzuim toeneemt, er is dus weldegelijk iets aan de hand. Vooralsnog lukt het echter nog niet om de cijfers naar beneden te krijgen. Het belangrijkste is dat we daarmee aan de slag gaan”, stelt Vinkers.

“Bij TNO monitoren we al heel lang factoren die leiden tot stress. Zoals Christiaan zegt: stress is een complex probleem. We komen vaak bij bedrijven over de vloer en zien dan dat er weinig samenwerking is tussen de arbodienst, werkgever, werknemer. Terwijl je zou willen dat die partijen veel meer samenwerken. Werkgevers weten niet goed hoe ze risico’s in hun organisatie, die leiden tot stressklachten, kunnen verminderen.”

“Werknemers weten vaak niet goed waar hun klachten vandaan komen en wat ze er aan kunnen doen. Mensen met dit soort klachten worden nu veelal aan hun lot overgelaten en moeten zelf op zoek naar een manier om eruit te komen. Je zou willen dat werkgevers eerder inzicht krijgen in de factoren in hun organisatie die stressklachten veroorzaken, en dat mensen zelf eerder aan de bel trekken. Daarnaast zou je ook willen dat er vervolgens tools zijn om werkgevers en werknemers te helpen. Daar willen we gezamenlijk een oplossing voor vinden”, aldus Wiezer.

Gezamenlijk onderzoek om meer grip te krijgen

“Mensen hebben vaak niet goed door dat het niet goed met ze gaat, pas als het te laat is. En datzelfde geldt voor hun leidinggevende. Dat is in de eerste plaats natuurlijk vervelend voor de persoon die het betreft en raakt naast het individu ook de organisatie. Voordat iemand uitvalt is er doorgaans al van alles gaande en functioneert iemand niet meer 100%. Bovendien hebben de factoren die in een organisatie leiden tot langdurige stress vaak ook een rechtstreeks negatief effect op het functioneren van die organisatie.”

“Het liefst wil je eerder in dat traject een signaal kunnen oppikken dat het niet goed gaat met een individu, een team of een afdeling. Daar hebben we echt nog te weinig inzicht in. Daarom werken we als TNO samen met Christiaan en vele partners aan onderzoek naar stress en het voorkomen daarvan. Daarbij kijken we naar het gehele plaatje; thuis én het werk. Die combinatie ontbreekt tot op heden, iedereen kijkt naar één stukje en niet over domeinen heen. Met diverse technologische innovaties, zoals wearables en sensoren kunnen we steeds beter meten en die data kan weer zorgen dat we meer grip krijgen op deze klachten en de factoren die klachten veroorzaken”, denkt Wiezer.

“Ik hoop dat we door samen op trekken in staat zijn om meer wetenschappelijke kennis te ontwikkelen en daarmee helderheid op het gebied van burn-out te krijgen. Als we er beter de vinger op weten te leggen, kunnen we er meer grip op krijgen.De oplossing zit waarschijnlijk in een interdisciplinaire aanpak. Dat zou vragen om een samenwerking tussen onder meer psychiaters, psychologen, bedrijfsartsen, huisartsen, werkgevers en werknemers. We willen samen een interdisciplinair framework ontwikkelen waarmee werkgevers en werknemers aan de slag kunnen. Uiteindelijk moet dat resulteren in minder uitval. Maar eerst moet meer onderzoek gedaan worden naar wat een burn-out eigenlijk is, pas dan kunnen we mensen goed helpen”, besluit Vinkers.