VALOR-artikel: Huidige kengetallen onderschatten waarde vermeden verkeersslachtoffers

Het internationale samenwerkingsverband VALOR (VALue Of Road safety), waar SWOV deel van uit maakte, heeft een artikel gepubliceerd in ESB (vakblad voor economen): Huidige kengetallen onderschatten waarde vermeden verkeersslachtoffers. Hierin stond de vraag centraal hoe het voorkomen van verkeersslachtoffers kan worden uitgedrukt in geld. Eerder verscheen ook al het rapport Monetary valuation of the prevention of road fatalities and serious road injuries over hetzelfde onderwerp.

De Waarde van een statistisch mensenleven (VSL: Value of a Statistical Life) en de Waarde van een statistisch ernstig gewonde (VSSI: Value of a Statistical Serious Injury) werden binnen het VALOR-project vastgesteld voor de landen België, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Voor Nederland is een VSL van € 6,3 miljoen per slachtoffer geschat en een VSSI van € 1,0 miljoen. De schattingen voor Nederland zijn ongeveer twee tot drie keer hoger dan de huidige officiële waarde van de VSL (€ 2,8 miljoen, prijspeil 2018) en de VSSI (€ 0,3 miljoen, prijspeil 2018). Voor elk deelnemend land zijn de VALOR-schattingen hoger dan de geldende waarden waarmee de omvang van verkeersveiligheidseffecten fors is toegenomen. De onderlinge verschillen tussen de vier landen zijn, in vergelijking met deze toename gering. De publicaties leggen uit waarom deze nieuwe waarderingskengetallen plausibel zijn.

Het VALOR-samenwerkingsverband bestond uit VIAS (België), BASt (Duitsland), Université Gustave Eiffel (Frankrijk), W2economics, het Kennisinstituut voor Mobiliteit en SWOV.

Resultaten

De belangrijkste resultaten worden weergegeven in Tabel 1: de gemiddelde VSL is geschat op 6,2 miljoen euro, de VSSI op 950.000 euro en de VoT op 16,1 euro per uur. De VSL ligt tussen 5,3 en 7 miljoen euro en de VSSI tussen 0,8 en 1,1 miljoen euro. De verhouding van de waarden voor een dode en een ernstig gewonde wordt geschat op ongeveer 7 op 1.

Het experiment (protocol) bleek goed te zijn opgezet. De betrouwbaarheid van de resultaten kan worden bevestigd met name ten aanzien van hypothetical bias (omdat de keuzes gaan over hypothetische situaties) en lexicografisch gedrag. Bijvoorbeeld, wat de hypothetical bias betreft, heeft de uitsluiting van 1.900 respondenten die de enquête als niet realistisch beschouwden de schattingen niet significant gewijzigd (de toename van VSL, VSSI en VoT bedroeg niet meer dan 3%).

De studie brengt enkele verschillen tussen landen aan het licht. Frankrijk vertoont de laagste WTP en Duitsland de hoogste. Het verschil tussen de waarden van de landen is 38%. België en Nederland vertonen vrij vergelijkbare waarden.Voor elk land zijn de nieuwe VALOR-schattingen aanzienlijk hoger dan eerdere officiële waarden. Een vergelijking tussen de nieuwe schattingen en de officiële waarden van de deelnemende landen is moeilijk omdat verschillende methodologieën zijn gebruikt. Eerder academisch onderzoek over de VSL op basis van WTP laat een grote spreiding in de schattingen zien. De schattingen van VALOR liggen aan de bovengrens van VSL-schattingen in eerder onderzoek.