Spanning op de arbeidsmarkt in eerste kwartaal toegenomen

In het eerste kwartaal van 2021 waren er 50.000 werklozen minder dan in het laatste kwartaal vorig jaar. Het aantal werklozen kwam hiermee op 334.000. Doordat er tegelijkertijd 26.000 openstaande vacatures bij kwamen, nam de spanning op de arbeidsmarkt toe. Op elke 100 werklozen waren er in het eerste kwartaal 73 vacatures. In het voorafgaande kwartaal waren dat er nog 57. Het aantal banen nam af met 69 duizend. Dit meldt het CBS op grond van nieuwe cijfers over de arbeidsmarkt.

Aantal banen gedaald

Het totale aantal banen, van zowel werknemers als zelfstandigen, kwam in het eerste kwartaal uit op 10,67 miljoen. Dat zijn er 69.000 minder dan in het vierde kwartaal, een afname van 0,6%. De ontwikkeling in het aantal banen was in het tweede en derde kwartaal vorig jaar uitzonderlijk. Na een recorddaling met 297.000 in het tweede kwartaal volgde een groei in het derde kwartaal van 170.000. In het vierde kwartaal bleef het aantal banen vrijwel onveranderd.

Na de daling met 69.000 ligt het aantal nu iets boven het niveau van het vierde kwartaal van 2018. In vergelijking met hetzelfde kwartaal van 2020 telde het eerste kwartaal 221.000 banen minder.In deze cijfers zijn alle banen meegeteld, voltijd en deeltijd. De cijfers zijn inclusief de banen van mensen die vanwege de coronacrisis niet of minder kunnen werken, maar wel krijgen doorbetaald.

Minder werknemersbanen

De afname had alleen betrekking op banen van werknemers (-82.000). Het aantal kwam daarmee op 8,34 miljoen, 1% minder dan in het voorgaande kwartaal.Net als in de voorgaande kwartalen nam het aantal banen van zelfstandigen toe (+14.000, dat is 0,6%).  Het aantal komt nu uit op 2,33 miljoen. De zelfstandigenbanen maken bijna 22% uit van het totaal.

Iets meer banen uitzendbureaus

Bij de uitzendbureaus kwamen er 6.000 banen bij in het eerste kwartaal, een stijging van 0,8%. In het tweede kwartaal van 2020 nam het aantal uitzendbanen af met 15,6% in de kwartalen daarna kwamen er weer banen bij. Het aantal banen in deze bedrijfstak is nu iets groter dan in het eerste kwartaal van 2016, toen de arbeidsmarkt herstelde van de financiële crisis.

Het aantal banen in de bedrijfstak handel, vervoer en horeca liep fors terug, een afname van 48.000. Ook in de zakelijke dienstverlening exclusief uitzendbureaus (-18.000), de cultuur, recreatie en overige diensten (-12.000) en de financiële dienstverlening (-4.000) gingen banen verloren. In de andere bedrijfstakken kwamen er nauwelijks banen bij. In het openbaar bestuur (+4.000) , de zorg (+2.000) en de bouwnijverheid (+2.000) was de stijging het grootst.


Vergeleken met het eerste kwartaal van 2020 daalde het aantal banen het meest bij de handel, vervoer en horeca (-135.000) en bij de uitzendbureaus (-86.000). In de bedrijfstakken zorg, openbaar bestuur en onderwijs is het aantal banen in een jaar tijd met respectievelijk 33.000, 15.000 en 13.000 toegenomen.

Verdere daling van het aantal gewerkte uren

Het aantal gewerkte uren in het eerste kwartaal lag, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, 1,0% lager dan in het vierde kwartaal van 2020. Na de daling in het tweede kwartaal (-5,4%) vorig jaar, volgde een herstel in het derde kwartaal (+4,9%). Het aantal gewerkte uren is sindsdien gedaald en is nu bijna op hetzelfde niveau als in het tweede kwartaal van 2017. Dat niveau ligt ongeveer halverwege het dieptepunt van de financiële crisis (tweede kwartaal 2014) en de recordhoogte van het vierde kwartaal van 2019. Vanwege de steunmaatregelen van de overheid is het banenverlies relatief beperkt gebleven. In totaal werkten werknemers en zelfstandigen in het vierde kwartaal ongeveer 3,3 miljard uur.

Daling aantal flexwerknemers afgevlakt

Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie groeide de afgelopen jaren tot 2,0 miljoen in de tweede helft van 2018. In de loop van 2019 zette een daling in, die vooral aan het begin van de coronacrisis relatief sterk was. Na het tweede kwartaal van 2020 nam het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie niet verder af ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder was er nog wel een daling. In het eerste kwartaal van 2021 waren er 1,7 miljoen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie, 122.000 minder dan in het eerste kwartaal van 2020.

Het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie nam in dezelfde periode toe, maar minder sterk dan voorheen. In vergelijking met het eerste kwartaal van 2020 steeg het aantal vaste werknemers met 57.000 naar 5,7 miljoen. In dezelfde periode groeide het aantal zelfstandigen zonder personeel met 33.000 naar 1,2 miljoen in het eerste kwartaal van 2021.

Toename aantal vacatures

Eind maart stonden er 245.000 vacatures open, 26.000 meer dan aan het eind van het vierde kwartaal van 2020. Sinds het begin van de meting in 1997 was er slechts eenmaal een grotere kwartaal-op-kwartaaltoename: in het tweede kwartaal van 1999 was er een groei van 27.000. Ook in het laatste kwartaal van 2020 was er volgens de definitieve cijfers over dat jaar een bescheiden toename (2.000) Het eerder gepubliceerde voorlopige cijfer duidde op een kleine afname.

Meeste vacatures in handel en zakelijke dienstverlening

Eind maart stonden de meeste vacatures open in de handel (44.000, zakelijke dienstverlening (41.000) en de zorg (38.000). Gezamenlijk zijn deze drie bedrijfstakken goed voor de helft van alle openstaande vacatures.

In het eerste kwartaal nam het aantal vacatures in alle bedrijfstakken toe, het meest in de horeca (6.000), zakelijke dienstverlening (5.000 ) en de informatie en communicatie (2.000). Een kwartaal eerder kende de horeca juist de sterkste afname in het aantal vacatures.In de verhuur en handel van onroerend goed en de landbouw is het aantal openstaande vacatures vrijwel onveranderd gebleven.

In de loop van het eerste kwartaal ontstonden er 282.000 nieuwe vacatures. Dat zijn er bijna 18.000 meer dan in het vierde kwartaal van 2020. Het aantal vervulde (inclusief vervallen) vacatures was in het eerste kwartaal met 256.000 wel lager dan in het vierde kwartaal (263.000).

Vacaturegraad neemt toe

De vacaturegraad nam in het eerste kwartaal toe tot 30. Dat wil zeggen dat er 30 vacatures waren per duizend banen van werknemers. In het vierde kwartaal nam de vacaturegraad nog iets af, van 26 naar 25. Halverwege 2019 bereikte de vacaturegraad zijn hoogste stand, met 34 vacatures per duizend banen.

De vacaturegraad blijft het hoogst in de bedrijfstak informatie en communicatie. Eind januari waren er in deze bedrijfstak 64 vacatures op duizend werknemersbanen. Ook in de bouwnijverheid blijft het personeelsgebrek fors, met een vacaturegraad van 54. In de informatie en communicatie was de vacaturegraad in het vierde kwartaal nog 54 en in de bouwnijverheid 46. In het onderwijs is de vacaturegraad het laagst (12).

Spanning op de arbeidsmarkt in eerste kwartaal sterk opgelopen

In het eerste kwartaal nam het aantal vacatures toe en het aantal werklozen af. Hierdoor is de spanning op de arbeidsmarkt flink toegenomen, tot 73 vacatures per 100 werklozen.Een kwartaal eerder waren dat er 57. In het tweede kwartaal van 2019 werd nog een recordstand van 93 vacatures per 100 werklozen gemeten.


Ten opzichte van het vierde kwartaal van 2020 daalde het aantal werklozen met 50.000.  Dat is de grootste daling van kwartaal op kwartaal sinds de start van de meting in 2003. In 2020 nam het aantal werklozen nog sterk toe, van 277.000 in het eerste kwartaal naar 419.000 in het derde kwartaal. Vervolgens is dit aantal gedaald naar 334.000  in het eerste kwartaal van 2021. Dat is 3,6% van de beroepsbevolking.

De ontwikkeling van de werkloosheid is het resultaat van een aantal stromen. Er komen werklozen bij doordat werkenden hun baan verliezen en doordat mensen die eerder niet actief waren op de arbeidsmarkt (niet-beroepsbevolking) op zoek gaan naar werk. Omgekeerd vermindert het aantal doordat werklozen werk vinden of zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. De afname van de werkloosheid in het eerste kwartaal kwam vooral doordat meer werklozen aan het werk gingen dan er werkenden hun baan verloren. Per saldo daalde de werkloosheid hierdoor met 32.000. Daarnaast daalde de werkloosheid ook doordat het aantal mensen dat stopte met het zoeken naar een baan (van werkloos naar niet-beroepsbevolking) groter was dan het aantal mensen dat op zoek ging naar werk (van niet-beroepsbevolking naar werkloos). Hiermee nam de werkloosheid met nog 18.000 af.

In het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 vonden meer werklozen werk dan er werkenden werkloos werden én trokken meer werklozen zich terug van de arbeidsmarkt dan er nieuwe werkzoekenden de arbeidsmarkt op kwamen. Daarmee waren voor het eerst sinds 2014 zowel de netto-uitstroom van werkloosheid naar werk als de netto-uitstroom van werkloosheid naar de niet-beroepsbevolking negatief.

Iets meer langdurig werklozen dan een jaar geleden

Het aantal langdurig werklozen, degenen die al een jaar of langer op zoek zijn naar werk, bedroeg 87.000 in het eerste kwartaal van 2021. Een jaar eerder waren dat er 84.000. Het percentage van alle werklozen die een jaar of langer op zoek zijn naar werk, nam wel af: van 28 in het eerste kwartaal van 2020 naar 24 in het afgelopen kwartaal. Door de forse toename van het aantal werklozen tijdens de eerste twee kwartalen van de coronacrisis (tweede en derde kwartaal van 2020), groeide het aandeel dat korter dan een jaar werkloos is.

Meer arbeidspotentieel onbenut

De werkloosheidscijfers volgens de ILO-definitie omvatten niet alle mensen zonder werk die recent naar werk hebben gezocht of die direct zouden kunnen beginnen. Bovendien blijven deeltijdwerkers die meer uren willen werken buiten beschouwing. Het CBS brengt ook deze deelgroepen van het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel in kaart. In het eerste kwartaal van 2021 bestond het onbenut arbeidspotentieel uit 1,1 miljoen mensen, 167.000 meer dan een jaar eerder.

Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit vier deelgroepen. Het ging in het eerste kwartaal naast 355.000 werklozen (niet-seizoengecorrigeerd) om 267.000 mensen die direct beschikbaar waren voor werk, maar niet recent hebben gezocht, en om 123.000 mensen die niet beschikbaar waren, maar wel hebben gezocht. De vierde groep bestaat uit 390.000 onderbenutte deeltijdwerkers. In tegenstelling tot de andere groepen hebben zij wél betaald werk. Zij werken echter minder dan 35 uur per week in de hoofdbaan, willen meer uren werken en zijn hier ook direct voor beschikbaar.

De stijging van het onbenut arbeidspotentieel in het eerste kwartaal van 2021 ten opzichte van een jaar eerder is voor een groot deel het gevolg van een toename van het aantal onderbenutte deeltijdwerkers (+71.000) en het aantal werklozen (+52.000). Daarnaast is ook het aantal personen dat direct beschikbaar is maar niet heeft gezocht in deze periode toegenomen (+46.000). Het aantal mensen onder hen dat aangeeft weinig resultaat te verwachten van het zoeken naar werk, is in het afgelopen jaar verdubbeld van 57.000 naar 113.000. Deze toename was het grootst onder 15- tot 25-jarigen (+31.000) en 25- tot 35 jarigen (+10.000). Het aantal dat niet heeft gezocht vanwege ontmoediging werd in deze leeftijdsklassen meer dan vier keer zo groot.