Projecten windparken op land: later dan gepland, maar meer dan voorzien

Windparken op land zijn later gereed dan gepland, maar er wordt straks meer duurzame stroom opgewekt dan voorzien. In 2020 zal de productiecapaciteit van 6.000 Megawatt (MW) – zoals afgesproken in het Energieakkoord – nog niet volledig worden gehaald. Daarentegen groeit de projectcapaciteit van de geplande windparken na 2020 naar bijna 6.900 MW. Dat concludeert de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland)  in de ‘Monitor Wind op Land 2017’, die afgelopen dinsdag door minister Wiebes (EZK) en minister Ollongren (BZK) naar de Tweede Kamer is gestuurd. Momenteel staat er in ons land 3.249 MW aan operationeel vermogen aan windturbines, 54% van de doelstelling. Volgens de RVO is het vrijwel zeker dat eind 2020 minstens 5.153 MW windvermogen operationeel zal zijn in Nederland, mede door extra projecten in Flevoland, Zuid-Holland en Groningen.

De projectcapaciteit van de windparken op land van bijna 6.900 MW is vergelijkbaar met het verbruik van circa negen miljoen huishoudens. Ondanks dat toegenomen vermogen maken sommige partijen in het Energieakkoord zich zorgen dat in 2020 de productiecapaciteit van 6.000 MW nog niet volledig gehaald wordt. In zijn brief aan de Tweede Kamer schrijft Minister Wiebes dat hij die zorgen deelt.

Evengoed blijven de partijen zich onverminderd inzetten. Onder leiding van Ed Nijpels (SER) is een regiegroep aan de slag gegaan. Er is afgesproken meer te gaan samenwerken bij het wegnemen van belemmeringen in lopende projecten. Dit wordt nauwgezet gevolgd, zodat de regiegroep snel kan ingrijpen als partijen onvoldoende voortgang boeken. De provincies hebben toegezegd dat – in zoverre de 6.000 MW niet tijdig wordt gerealiseerd – zij het niet gehaalde deel van de opgave verdubbelen. Dit deel realiseren zij dan in 2021-2023 en kan bestaan uit zowel windenergie op land als andere vormen van duurzame energie. Dat resulteert uiteindelijk in meer duurzame energie in 2023.