ADP over eerste loonstrook 2021: tientjes extra voor alle werknemers

Het jaar 2021 begint positief voor alle werknemers: het nettoloon op het loonstrookje valt tientallen euro’s hoger uit. Een werknemer met een minimumloon houdt dit jaar 30 euro per maand meer over. Mensen met een modaal inkomen profiteren het meest van lagere belasting en hogere heffingskortingen. Zij houden onderaan de streep 45 euro per maand meer over. Wijzigingen in pensioenpremies zorgen ervoor dat de nettoloonstijging per sector verschilt. Werknemers met een modaal inkomen in de bouw zien met een stijging van 94 euro de grootste plus onderaan het loonstrookje. Minder goed nieuws is er voor de gepensioneerden. Hoewel de belastingdruk afneemt, stijgt de bijdrage Zorgverzekeringswet. Zij zien hun aanvullend pensioen daardoor licht dalen.

Deze cijfers volgen uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP, die voor de veertiende keer inzichtelijk maakt wat werknemers onder de streep meer of minder overhouden. Deze nettoloonontwikkelingen staan los van eventuele cao-salarisverhogingen.

Het positieve beeld van nettoloonstijgingen staat in veel gevallen wel in de schaduw van de coronacrisis. De belangrijkste vraag is natuurlijk of werknemers hun baan en daarmee hun salaris behouden in 2021. Het is ook de vraag of werkgevers loonmatigingen gaan doorvoeren en hoe zij omgaan met reis- en overige kostenvergoedingen nu werknemers steeds meer vanuit huis werken.




Lagere belasting zorgt voor hogere nettolonen
Dat alle werkenden in vergelijking met december 2020 meer van hun salaris overhouden, heeft te maken met de daling van het belastingtarief in de eerste schrijf (van 37,35% naar 37,10%) en hogere heffingskortingen, zowel de algemene heffingskorting als de arbeidskorting. Ook dit jaar zijn de heffingskortingen inkomensafhankelijk. Naarmate je meer verdient, krijg je minder korting. In 2021 is de afbouw van de arbeidskorting wel minder steil. In 2020 stopte de arbeidskorting bij een jaarloon van 98.600 euro. In 2021 loopt de arbeidskorting tot 105.736 euro. Door de minder snelle afbouw ontvangt iemand met twee keer modaal dit jaar 191 euro arbeidskorting. In 2020 was dit nog 155 euro. Hieraan hebben met name de hogere inkomens voor het grootste deel de nettoloonstijging te danken. Modale inkomens (2.816 euro) gaan er met 45 euro procentueel gezien het meest op vooruit. Twee keer modaal houdt dit jaar 50 euro netto meer over.

Lichte daling aanvullend pensioen, maar wordt gecompenseerd door AOW
In lijn met de afgelopen jaren dalen de aanvullende pensioenen opnieuw licht in 2021. Weliswaar betalen gepensioneerden dit jaar minder belasting, maar de bijdrage Zorgverzekeringswet die ook op het aanvullend pensioen wordt ingehouden, stijgt van 5,45% naar 5,75%. Gelukkig blijft de schade beperkt. Een aanvullend pensioen of lijfrente-uitkering van 500 euro per maand valt 0,25 euro lager uit. Bij een aanvullend pensioen van 2.500 euro is dat 1,30 euro minder per maand. Toch zullen gepensioneerden in de portemonnee weinig merken van deze kleine tegenvaller. De AOW-uitkering gaat dit jaar namelijk omhoog; zeventien euro voor alleenstaanden en tien euro voor gehuwden.
Wijzigingen pensioenpremies zorgen voor verschillen tussen sectoren
Hoewel werknemers over de gehele linie profiteren van lagere belastingtarieven en hogere heffingskortingen, zijn er wel wat verschillen tussen de sectoren. Dit wordt veroorzaakt door gewijzigde pensioenpremies. Werknemers in de bouw hebben hiervan het meeste profijt, ambtenaren het minst.

Transport: Een minimumloner in de sector Transport gaat er 32 euro netto op vooruit. Verdien je modaal, dan stijgt je nettoloon met 45 euro. Pensioenpremies hebben een geringe invloed. Door een verhoging van de franchise gaan de werknemers met lonen tot 4.250 euro per maand drie euro minder aan pensioenpremie betalen. Omdat ook de maximumgrondslag wordt verhoogd, betalen werknemers met een brutoloon boven de 4.250 euro per maand zeven euro meer aan pensioenpremie.

Bouw: Werknemers in de Bouw gaan er in vergelijking met de andere sectoren het meest op vooruit. Zo houdt een werknemer met een minimumloon 62 euro per 4 weken netto meer over. De werknemer met een modaal salaris ziet het nettoloon per 4 weken met 94 euro stijgen. De reden voor deze uitschieter is dat in deze sector vanaf 1 januari 2021 voor een aanvullende pensioenregeling geen premie meer wordt betaald. De minimumloner betaalt 42 euro pensioenpremie minder. Voor de modale werknemer scheelt het 91 euro aan pensioenpremie.

Metaal & Techniek:
Een werknemer met een minimumloon in de sector Metaal & Techniek ziet 29 euro meer op de rekening gestort worden. Iemand met een modaal inkomen gaat er 44 euro op vooruit. Werknemers met een jaarloon van meer dan 80.000 euro betalen in 2021 meer premie voor het excedentpensioen. De maximale stijging bij een loon van 7.500 euro is achttien euro per maand.

Overheid:Ambtenaren profiteren het minst. Dat komt door een hoge pensioenpremie. Werknemers met een minimumloon gaan er per maand 28 euro op vooruit. Iedereen met een modaal inkomen 38 euro. Deze groep werknemers betaalt dit jaar zeven euro meer aan pensioenpremies. Bij een loon van 7.500 euro per maand is de stijging 32 euro.


Trendanalyse: economische vooruitgang zichtbaar in lonen, niet in aanvullend pensioen

Voor het totaalbeeld van de loonontwikkeling door de jaren heen, is het ook interessant om verder uit te zoomen. Vanaf 2016 doet zich de situatie voor dat enerzijds de lonen jaarlijks stijgen en in dezelfde periode de aanvullende pensioenen over het algemeen dalen. Waar de lonen voor diverse inkomensgroepen tot en met 2015 nog jaarlijks een golfpatroon laten zien met het ene jaar een lichte stijging en het andere jaar een lichte daling, is dit vanaf 2016 voorbij. De economische vooruitgang na de financiële crisis is dan duidelijk zichtbaar over de gehele breedte van de inkomens. De inkomensgroepen tussen minimumloon en modaal gaan er gemiddeld procentueel het meeste op vooruit, terwijl de hogere inkomensgroepen gemiddeld procentueel het minst profiteren. Opvallende uitzondering is de inkomensgroep anderhalf keer modaal: deze groep heeft in de periode 2016 tot en met 2020 relatief weinig geprofiteerd van de economische vooruitgang en ging er ‘slechts’ 130,75 euro op vooruit, lager dan alle andere inkomensgroepen. Dit wordt in 2021 weer gedeeltelijk rechtgetrokken met een stijging van ongeveer 50 euro.

Ondanks dat de afgelopen jaren fiscaal gezien in het teken stonden van de veranderende belastingschijven, had deze verandering nauwelijks impact op de lonen. De grote stijging van de lonen werd voornamelijk veroorzaakt door wijzigingen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Mensen met een volwaardige baan (vanaf 32 uur) profiteerden hier het meest van. Aangezien deze kortingen inkomensafhankelijk zijn en afbouwen naarmate het loon hoger is, profiteerden de lonen vanaf minimumloon tot en met modaal relatief het meest.

Voor de aanvullende pensioenen geldt dat deze achteruit zijn gegaan, met uitzondering van de allerhoogste groep (bruto pensioen 2.500 euro of hoger). De laagste drie pensioengroepen (bruto pensioen van 500, 1.000 en 1.500 euro) zagen hun pensioen er gemiddeld in deze periode met bijna twee procent op achteruitgaan. Deze daling wordt veroorzaakt door stijgende belastingen en een hogere werknemersbijdrage voor de Zorgverzekeringswet. De afgelopen jaren werd deze daling echter gecompenseerd door een stijgende AOW. Ontwikkelingen in de dekkingsgraden van pensioenfondsen zitten niet in deze cijfers, waardoor een achteruitgang in de praktijk bij pensioenkortingen zelfs nog forser kan uitvallen.

Berekeningen en complete cijfers
De algemene cijfers betreffen het loon na aftrek van belasting en zijn exclusief pensioen- en andere werknemerspremies). De cijfers per sector betreffen het loon na aftrek van belasting, pensioen- en overige branchegerelateerde werknemerspremies. Bij de berekeningen is uitgegaan van pensioenregelingen van ABP, Bouw, Transport en Metaal & Techniek. Waar wordt gesproken over pensioenpremies, zijn ook andere verplichte inhoudingen zoals de WIA-bodem- en WGA-hiaatverzekering in de berekeningen meegenomen. ABP-pensioenregelingen gelden voor diverse sectoren. ADP is uitgegaan van de sector ‘overheid, onderwijs’. Voor de sector Transport is uitgegaan van ‘beroepsgoederenvervoer’. Voor de sector Bouw is gerekend met lonen per vier weken. Bij de verschillen van het minimumloon is de reguliere minimumloonstijging meegenomen.

De complete cijfers zijn te vinden op www.adp.nl/eerste-loonstrook/werknemers

Een toelichting op de loonstrook is te vinden op www.adp.nl/uitleg-loonstrook