Verbond: UBO-register terrorismebestrijding ‘wassen neus’

Het voorgestelde UBO-register, waarin vanaf 2017 alle grote belanghebbenden van een bedrijf moeten worden geregistreerd, helpt verzekeraars niet bij het bestrijden van terrorisme terwijl dit wel van hen gevraagd wordt. Dat stelt het Verbond in een reactie op de contourenschets van het register die minister Dijsselbloem onlangs heeft gepresenteerd. Verzekeraars moeten alsnog de gegevens bij de klant opvragen; een gemiste kans. Het UBO-register (waarbij UBO staat voor Ultimate Beneficiary Owner) vloeit voort uit de Vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Alle Europese lidstaten moeten in 2017 zo’n register hebben opgetuigd zodat bedrijven snel en gemakkelijk kunnen controleren of hun diensten niet worden misbruikt voor frauduleuze zaken of terrorisme.

Het register zou voor verzekeraars zeer welkom zijn. Zij steken nu zeer veel tijd en geld in het identificeren van verzekerden, uitkeringsgerechtigden en andere belanghebbenden, en zijn dat ook verplicht volgens de Sanctiewet en eisen die toezichthouder DNB stelt. Doel van deze identificatie is het voorkomen van terrorismefinanciering, een belangrijk thema waaraan verzekeraars uiteraard hun bijdrage willen leveren. De enorme kosten en tijd (ook van klanten) die hier nu mee gemoeid zijn, lijken echter nauwelijks op te wegen tegen het handjevol verdachte transacties dat verzekeraars jaarlijks registeren.

Het UBO-register kan in potentie veel kosten besparen, maar zoals de minister het nu heeft voorgesteld, doet het dat niet. Voorstel is namelijk een beperkte set gegevens openbaar te maken en de rest slechts voor officiële instanties open te stellen. Dit betekent dat verzekeraars alsnog alle gegevens zelf bij klanten moeten verzamelen. Het voelt vreemd dat de overheid enerzijds van verzekeraars verlangt dat zij UBO’s vaststellen om terrorismefinanciering te voorkomen, maar vervolgens diezelfde verzekeraars niet de instrumenten in handen geven dit te doen.

Het Verbond zegt “uiteraard  uiteraard begrip te hebben voor bezwaren in het bedrijfsleven tegen volledige openbaarmaking van het register. Het kan bijvoorbeeld ongewenste aandacht  voor vermogende personen opleveren. Maar dit risico kan beperkt worden door een geautomatiseerde oplossing waarbij uitsluitend en met gegronde reden naar de UBO van bedrijven gezocht kan worden door slechts enkele medewerkers uit een organisatie. Daarbij kan dan bijvoorbeeld ook getraceerd worden wie welke UBO-informatie heeft ingezien. Zo gebeurt dat nu ook bij gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).” Dat scheelt tijd, moeite en financiële middelen die volgens het Verbond beter zijn besteed