“Het risico dat een dijk doorbreekt met de huidige droogte is niet groot, maar áls het gebeurt, staat het water wel bij de mensen in de keuken.

Het is droog en regen lijkt nog niet in zicht. In 2003 leidde droogte tot het doorbreken van de dijk bij Wilnis. Kan dat nu weer gebeuren? p de website van de Universiteit Utrecht staat een artikel waarin drie vragen worden gesteld aan hydroloog dr. Rens van Beek van de Universiteit Utrecht. Hieronder het volledige artikel.

1. HOE GROOT IS HET RISICO OP DIJKDOORBRAAK MET DEZE DROOGTE?

“Het is nu droger dan in 2003, toen de veendijk doorbrak bij Wilnis. We naderen zelfs de historische droogte van 1976. Na de dijkdoorbraak bij Wilnis was de schade aanzienlijk. Het risico dat een dijk doorbreekt met de huidige droogte is niet groot, maar áls het gebeurt, staat het water wel bij de mensen in de keuken. De dijken die nu het meeste risico lopen, zijn regionale, secundaire waterkeringen. Die zijn veel minder sterk dan onze primaire waterkeringen langs de kust en de grote rivieren. Voor die dijken gelden zeer strenge veiligheidsnormen en zijn dan ook gebouwd uit sterke materialen. Van de 14.000km aan secundaire waterkeringen die Nederland telt, bestaat 4000km uit veendijken. De laatste dijkdoorbraken betroffen allemaal veendijken. Veel veendijken liggen in het Groene Hart, een dichtbevolkt gebied met erg laaggelegen polders. Hoewel het risico dus klein is dat er met deze droogte een dijk bezwijkt, is het gebied waar het mis zou kunnen gaan wel groot.”

Het risico op dijkdoorbraak bij droogte is niet groot, maar áls het gebeurt, staat het water tot in de keuken
Hydroloog Universiteit Utrecht
2. HOE KOMT HET DAT VEENDIJKEN RISICO LOPEN BIJ DROOGTE?

“Om het water dat tegen de dijk drukt tegen te houden, is weerstand nodig van voldoende zware dijken. Veendijken bestaan uit organisch materiaal dat heel poreus en vezelachtig is en dus niet sterk. Droogte heeft op drie manieren invloed op de stabiliteit van dijken. Ten eerste verdwijnt het water uit de poriën van het veen bij uitdroging. En dat terwijl dijken het grootste deel van hun gewicht uit water halen. Uitdroging is dan de directe oorzaak van een dijkdoorbraak. De hele dijk kan dan afschuiven, zoals in Wilnis gebeurde. Ten tweede kunnen door droogte scheuren ontstaan loodrecht op of langs de dijk. De kant van de dijk die aan de polder grenst, kan dan verzakken. Ten derde kan de druk van het onderliggende grondwater de dijk omhoog duwen, waardoor de dijk ook kan verzakken. De verzwakte dijk kan uiteindelijk ook bezwijken.

Het risico op dijkdoorbraak kan toenemen als er regen valt

Het gevaar is echter niet meteen geweken na de droogte. Veen wordt namelijk waterafstotend als het uitdroogt – giet maar eens water op een uitgedroogde pot tuinaarde. Regen helpt daarom niet altijd om het gewicht en dus de sterkte van de dijk weer op peil te krijgen. Dit is een van de mogelijke verklaringen voor het bezwijken van de dijk bij Wilnis in 2003, terwijl het in 1976 uiteindelijk droger was. Het risico op dijkdoorbraak kan zelfs toenemen als er regen valt. Neerslag die niet wordt opgenomen door de veengrond kan in de scheuren stromen die zijn ontstaan door uitdroging. Dit kan erosie veroorzaken, waardoor de dijk verzwakt.”

3. MOETEN WE MEER DOEN OM ONZE DIJKEN TE BESCHERMEN TEGEN DROOGTE?

“Bij de huidige droogte is het devies ‘pappen en nat houden’. Sinds ‘Wilnis’ worden de dijken geïnspecteerd zodra het neerslagtekort boven de droogtegrens van 200mm komt: er is dan een verhoogd risico op dijkdoorbraak. Veel dijkbeheerders in droogtegevoelige gebieden inspecteren al voor deze grens bereikt is en sproeien preventief om de dijken nat en zwaar te houden. Als er gevaar dreigt, worden de dijken verzwaard met zandzakken. Ook worden er zo nodig maatregelen genomen om te voorkomen dat verzakking optreedt door stroming door of onder de dijk. Bovendien kunnen de effecten van een mogelijke doorbraak verminderd worden door de ringvaart of polder preventief af te dammen, waardoor een minder groot gebied zou onderlopen.

De veiligheidseisen voor dijken zijn verscherpt na de doorbraken in de tweede helft van de 20e eeuw. De oude veendijken voldoen niet altijd aan deze nieuwe eisen. Het toetsen aan de huidige eisen en het waar nodig verstevigen is echter kostbaar en tijdrovend. Bovendien kun je in dichtbebouwd gebied niet zomaar een dijk verbreden of verhogen.

Ook wordt er sinds ‘Wilnis’ veel onderzoek gedaan naar veendijken. Omdat de meeste veendijken zijn aangelegd in de 17e tot de 20e eeuw, weten we niet precies hoe sterk die zijn. De aanleg verliep oorspronkelijk namelijk vooral proefondervindelijk. Van alle veendijken moet daarom in kaart gebracht worden waaruit die precies zijn opgebouwd.

Met het oog op de toekomst is het extra belangrijk dat we nu goed voor onze dijken zorgen. Ook al geven de huidige weermetingen van het KNMI geen indicatie van een toename van de droogte door klimaatverandering, op grond van mondiale toekomstvoorspellingen van het IPCC is dit wel te verwachten. Daarom moeten we dus nu al zorgen dat de dijken niet uitdrogen en ze waar mogelijk verstevigen.”