Bestuursaansprakelijkheid bij Projectvennootschappen: de lat lager, de schade hoger

Het oprichten van een separate vennootschap voor een specifiek project is een veel voorkomende en interessante constructie. Eén van de belangrijkste argumenten voor het toepassen van deze constructie is het afweren van aansprakelijkheid voor het geval het fout mocht aflopen met de vennootschap.De laatste tijd oordeelt de Hoge Raad echter ‘strenger’ over bestuurdersaansprakelijkheid. Dit blijkt uit een recente uitspraak, zo meldt De Jonge Advocaten vandaag in een nieuwsbrief

Een projectvennootschap had een door haar gesloten koopovereenkomst ontbonden. Achteraf bleek daarvoor echter geen rechtvaardige grond te bestaan: de ontbinding was dus – in juridische zin – niet rechtsgeldig. De verkoper had hierop kunnen verlangen om de koop toch doorgang  te laten vinden, maar koos voor het verhalen van (alleen) schadevergoeding. De projectvennootschap was echter ‘leeg’; het project was immers niet van de grond gekomen.

Holding aansprakelijk
Zowel het Hof als –  in cassatie – de Hoge Raad achten de bestuurder – de holding – aansprakelijk. De ‘foutieve’ ontbinding wordt aan haar toegerekend; zij is daarvoor verantwoordelijk. Dat de projectvennootschap – door toedoen van de bestuurder – niet over de benodigde financiële middelen beschikt, komt eveneens voor rekening en risico van de bestuurder.

Maar daar houdt het niet op. Bepaald is namelijk, dat de bestuurder niet alleen de gemaakte kosten dient te vergoeden, maar ook de gederfde – misgelopen – winst (het zogeheten “positieve contractbelang”). Kortom: de bestuurder van de projectvennootschap dient veel dieper in de buidel te tasten dan vooraf ingeschat.

Voor meer informatie over bestuurdersaansprakelijkheid, projectvennootschappen of ondernemingsrecht kan u contact opnemen met: Jan de Jonge, Rémi van Lenningh, Maarten Fiers en Simon Velthuizen.