Ruim helft flexwerkers na jaar nog in flexibele schil

Van de 771.000 werknemers die in 2016 begonnen in een flexibele baan zat 54% een jaar later nog steeds in de flexibele schil: zij hadden in 2017 een flexbaan of zaten korte tijd zonder werk tussen twee flexbanen in. Dit meldt het CBS op basis van de meest recente stroomcijfers over werknemers in de flexibele schil.

Van de instromers in de flexibele schil in 2016 had 14% in het jaar na instroom een vaste baan. 5% ging binnen een jaar als zelfstandige aan de slag, 28% had geen werk. Instromers uit 2010 zaten na een jaar minder vaak nog in de flexibele schil dan die uit 2016. 33% had na uitstroom geen werk, bij de groep uit 2016 was dat aandeel met 28% wat lager. Het aandeel zelfstandigen en werknemers met een vast dienstverband was in beide jaren vrijwel gelijk.

Grotere doorstroom naar vast in het onderwijs

Instromers met een flexibele baan in de bedrijfstakken onderwijs, delfstoffenwinning en energiewinning hebben een jaar later vaker dan gemiddeld een vaste baan, instromers in de bedrijfstak verhuur en overige zakelijke diensten juist minder vaak. Werknemers van middelbare leeftijd stromen vaker door naar vast werk dan de andere leeftijdsgroepen. Een laag opleidingsniveau en een migratieachtergrond hangen samen met een kleinere doorstroom naar vast werk. Flexibele werknemers in kleine bedrijven stromen ook minder vaak door naar een vaste baan dan flexcollega’s in grotere bedrijven.

Flexwerkers in de zorg minst vaak zonder werk en uitkering

Van de flexibele werknemers in de verschillende bedrijfstakken kwamen werknemers in de zorg het minst vaak zonder werk en uitkering te zitten in het jaar na instroom. In de landbouw, horeca, delfstoffenwinning en verhuur en overige zakelijke dienstverlening was die uitstroom het grootst. Hoogopgeleiden, mannen en werknemers van middelbare leeftijd hadden na een jaar het minst vaak geen werk en geen uitkering in het jaar na instroom.

Werknemers die wonen in een stedelijk gebied stromen vaker uit naar geen werk en geen uitkering dan degenen in niet-stedelijke gebieden. Werknemers met een migratieachtergrond stromen in het jaar na de start als flexwerker vaker uit naar een situatie zonder werk en zonder uitkering dan werknemers met een Nederlandse achtergrond.

In Utrecht het vaakst naar een vaste baan

Flexwerkers die in 2016 in de provincie Utrecht instroomden kwamen gedurende het jaar daarna het vaakst in een vaste baan terecht (17%). In Limburg was dit percentage het laagst (12%). Hier speelt mee dat Utrecht het grootste aandeel hoogopgeleiden heeft, evenals het grootste aandeel flexwerkers die in het onderwijs werken en het kleinste aandeel flexwerkers in de verhuur en overige zakelijke diensten.

Drenthe heeft het laagste percentage doorstromers naar geen werk zonder uitkering (10%). Zuid-Holland (15%), Noord-Holland en Zeeland (beiden 14%) hebben de hoogste percentages. Het lage percentage voor Drenthe is voor een deel te verklaren door de lage stedelijkheid in deze provincie, het kleine aandeel personen met een migratieachtergrond, het kleine aandeel werknemers in de horeca, het grote aandeel werknemers in de zorg en het grote aandeel werknemers in een groot bedrijf.

Het aandeel dat uitstroomt naar geen werk met uitkering is het grootst in Friesland en Zeeland (beide 18%). De grotere uitstroom naar geen werk met uitkering in Zeeland is deels te verklaren door het kleine aandeel hoogopgeleiden, het grote aandeel werknemers in de landbouw en het kleine aandeel flexwerkers in de zorg.

Limburg en Overijssel hebben in 2016 het grootste aandeel flexwerkers die een jaar later nog in de flexibele schil zitten (56%), Zeeland het kleinste aandeel (bijna 50%).