Minder flexwerknemers dan voor coronacrisis ondanks toename

Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie nam in het vierde kwartaal van 2021 opnieuw toe, maar was nog wel 45.000 lager dan net voor het begin van de coronacrisis, in het eerste kwartaal van 2020. In dezelfde periode kwamen er 129.000 vaste werknemers bij. Dit blijkt uit een nieuwe reeks van het CBS met seizoengecorrigeerde kwartaalcijfers vanaf 2013 over het soort arbeidsrelatie van werkenden.

Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie hebben een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Tot 2019 nam het aantal flexibele werknemers vrijwel voortdurend toe, naar een maximum van 2,8 miljoen. Vervolgens zette een daling in, die vooral bij het begin van de coronacrisis uitzonderlijk sterk was. In het vierde kwartaal van 2020 begon het aantal flexwerknemers weer te stijgen, met een tijdelijke onderbreking in het tweede kwartaal van 2021. Met 2,6 miljoen was het aantal flexwerknemers eind vorig jaar nog 45.000 lager dan in het eerste kwartaal van 2020.

Aantal vaste werknemers hoger dan bij begin coronacrisis

Ook het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie nam toe. In het vierde kwartaal kwamen er 34.000 bij. Daarmee kwam het totaal op 5,3 miljoen, 129.000 duizend meer dan in het eerste kwartaal van 2020. In dezelfde periode groeide het aantal zelfstandigen met 67.000 naar 1,5 miljoen. 

Oproep- en invalkrachten zijn de grootste groep flexwerknemers. In het tweede kwartaal van 2021 waren dit er volgens de nieuwe methode bijna 930.000. Vergeleken met de oude meting worden er vooral meer uitzendkrachten en tijdelijke dienstverbanden van een jaar of langer (met vaste uren) in beeld gebracht. Maar ook de aantallen werknemers met een korter dienstverband of met uitzicht op vast werk zijn aanzienlijk groter.