DNBulletin: Nederland middenmoter qua economische groei, koploper bij uitvoer en hekkensluiter bij consumptie

Vergeleken met zeven andere westerse landen is Nederland een middenmoter in termen van economische groei per hoofd van de bevolking sinds 2002. Nederland heeft relatief goed gepresteerd qua uitvoer, maar opmerkelijk minder goed qua consumptie, hetgeen samenhangt met relatief ongunstige reële ontwikkelingen van het beschikbare inkomen en de huizenprijs.

Begin 2002 bevond de Nederlandse economie zich globaal in evenwicht, met een gezonde spanning tussen vraag en aanbod op de arbeids- en productmarkt. Vijftien jaar later, begin 2017, was dat ook het geval. In de tussenliggende periode kende de Nederlandse economie roerige tijden. Hoe heeft de Nederlandse economie deze periode doorstaan vergeleken met zeven andere westerse landen (Duitsland, Frankrijk, Finland, Denemarken, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Canada)? We beperken ons hier tot de hoofdlijnen. Voor een uitgebreidere analyse wordt verwezen naar een blog van het tijdschrift ESB. Om te corrigeren voor de verschillen in de ontwikkelingen van de bevolkingsomvang tussen landen, is zoveel mogelijk gekeken naar grootheden per hoofd van de bevolking.

Nederlands economie middenmoter qua economische groei

In termen van de reële ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per capita in de periode 2002-2016 neemt Nederland, samen met het VK en Canada, een middenpositie in (Figuur 1). Door een scherp herstel na de kredietcrisis spant Duitsland de kroon, gevolgd door de VS. Finland en Denemarken blijven achter, en Frankrijk is de hekkensluiter. De invoering van de fysieke euro in 2002 lijkt overigens geen rol te hebben gespeeld; de ranglijst wordt aangevoerd door euroland Duitsland en afgesloten met euroland Frankrijk.

Nederland middenmoter qua economische groei

Wanneer we inzoomen op de bestedingscategorieën, ontstaat een sterk afwijkend beeld. De consumptie per capita is het sterkst gegroeid in Canada en Finland, gevolgd door de VS (Figuur 2), terwijl Nederland hier de hekkensluiter is. Voor een goede internationale vergelijkbaarheid is hierbij gekeken naar de werkelijke individuele consumptie en niet naar de particuliere consumptie. De reden is dat in sommige landen, waaronder Nederland, bepaalde consumptiecategorieën (vooral zorg en onderwijs) grotendeels collectief via belastingen en premies worden gefinancierd en daarom niet tot de particuliere consumptie worden gerekend. De werkelijke individuele consumptie omvat deze omvangrijke consumptiecategorieën wel.

Een middenpositie van Nederland in termen van bbp-ontwikkeling en een sterk achterblijvende ontwikkeling van de consumptie impliceren dat Nederland het bij andere bestedingscategorieën relatief goed moet hebben gedaan. Uit de analyse volgt dat Nederland (samen met Duitsland) relatief goed heeft gepresteerd op gebied van de uitvoer. Bij de investeringen (exclusief woningen) en collectieve overheidsconsumptie neemt Nederland een middenpositie in. De investeringen in woningen zijn na de kredietcrisis relatief sterk gekrompen, maar sinds 2013 met een flinke inhaalslag bezig.

Consumptie gedrukt door lage groei van inkomens en huizenprijzen

Wat zit achter de zeer gematigde consumptieontwikkeling in Nederland? Uit Figuur 3 volgt dat in Nederland de ontwikkeling van het reële beschikbare inkomen van huishoudens (per capita) zich van meet af aan in de onderste regionen bevond. In de eerste jaren na de kredietcrisis zakte het inkomen in Nederland verder weg, terwijl de inkomens in de meeste andere landen vrij snel na 2009 weer een opgaande lijn vertoonden. De ongunstige ontwikkeling van het reële beschikbare inkomen weerspiegelt een achterblijvende arbeidsinkomensquote (AIQ) en een gestegen lastendruk. In Nederland is de AIQ relatief sterk gedaald, terwijl de lastendruk van huishoudens tot aan 2013 van de onderzochte landen verreweg het sterkst is gestegen, vooral door hogere pensioenpremies en overige sociale premies.

Nederland middenmoter qua economische groei

De consumptie wordt naast het reële beschikbare inkomen ook bepaald door het financieel vermogen van gezinnen, waarvan de ontwikkeling vooral afhankelijk is van de huizenprijsontwikkeling. Uit Figuur 4 volgt dat de reële huizenprijs zich sinds 2002 in Nederland het ongunstigst heeft ontwikkeld. Van de beschouwde landen was alleen in Nederland de reële huizenprijs in 2016 lager dan in 2002.Al met al lijkt de teleurstellende consumptieontwikkeling in Nederland vooral te moeten worden toegeschreven aan de relatief forse daling van de AIQ, forse stijging van de lastendruk en scherpe terugval van de reële huizenprijzen.