Buitenlandse toerist nog niet terug

In het tweede kwartaal van 2021 verbleven ruim 8 miljoen toeristen in de Nederlandse logiesaccommodaties. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van het tweede kwartaal van 2020, toen veel accommodaties gesloten waren vanwege coronamaatregelen. Toch liggen de aantallen nog niet op het oude niveau. Ten opzichte van het recordjaar 2019 is het aantal gasten in het tweede kwartaal 39% lager. Vooral de buitenlandse toeristen hebben de weg naar de Nederlandse accommodaties nog niet teruggevonden. Dat bericht het CBS op basis van nieuwe, voorlopige cijfers.

Er waren in het tweede kwartaal van dit jaar 7,3 miljoen Nederlandse gasten, ongeveer evenveel als in dezelfde periode in 2019. Het aantal buitenlandse gasten was aanzienlijk lager. Dit daalde van 5,9 miljoen in 2019 naar nog geen 900.000 in 2021. Daarmee ligt het aantal buitenlandse gasten in het tweede kwartaal van 2021 nauwelijks hoger dan in 2020, toen ongeveer 800.000 buitenlandse gasten in Nederlandse accommodaties overnachtten.

Vooral hotels lijden onder wegblijven buitenlandse gasten

In vergelijking met het tweede kwartaal van 2020 steeg het aantal gasten in alle typen accommodaties. Vergeleken met 2019 blijven de aantallen nog achter in alle soorten accommodaties, met name bij de hotels en de groepsaccommodaties. In hotels waren in 2021 nog 52% minder gasten dan in 2019. Dat heeft vooral te maken met het wegblijven van de buitenlandse gasten, dit aantal is ten opzichte van 2019 met 86 procent gedaald.

De buitenlandse gasten die in Nederland verblijven, komen hoofdzakelijk uit Duitsland en België. Ook bij de andere soorten accommodaties (kampeerterreinen, huisjesterreinen en groepsaccommodaties) blijven de cijfers in 2021 achter ten opzichte van 2019. Het verschil is bij de kampeer- en huisjesterreinen echter beperkt tot respectievelijk 8 en 12%. Deze accommodaties verwelkomden in het tweede kwartaal van 2021 meer Nederlandse gasten dan in dezelfde periode in 2019.

Grootste daling in Noord-Holland

Noord-Holland is de provincie waar de meeste toeristen verblijven. Dit is ook in het tweede kwartaal van 2021 zo, met bijna 1,4 miljoen gasten. Groningen kende met 138.000 het laagste aantal gasten in de logiesaccommodaties. Het relatief hoge aantal gasten in de accommodaties in Noord-Holland heeft vooral met de ligging van Amsterdam in deze provincie te maken, de stad die gewoonlijk de meeste (buitenlandse) toeristen trekt. De terugval in vergelijking met twee jaar geleden is dan ook vooral in Noord-Holland merkbaar (-68%).

Fryslân en Zeeland kenden ten opzichte van 2019 de meest beperkte terugval van het aantal toeristen, met respectievelijk 10 en 12%. De beperkte terugval in deze provincies komt doordat meer Nederlanders hun vakantie daar doorbrachten. In Zeeland steeg het aantal Nederlandse gasten zelfs met 71% ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019 naar 653.000, in Fryslân steeg dit aantal met 10% naar 496.000.

Vooral hotels in Amsterdam nog steeds getroffen door gevolgen coronacrisis

De toeristische accommodaties in de grote steden bestaan voornamelijk uit hotels en aanverwante accommodaties (pensions, B&B’s, jeugdhotels, en dergelijke) en moeten het voor een groot deel van de buitenlandse gasten hebben. Deze accommodaties worden dan ook zwaar getroffen door de coronacrisis; de hotels in Amsterdam hebben in het tweede kwartaal van dit jaar 82% minder gasten dan in dezelfde periode in 2019. Ook de andere grote steden hebben aanzienlijk minder gasten in de hotels, van 38% minder in Utrecht tot 57% minder gasten in Rotterdam. Dat heeft vooral te maken met het wegblijven van de buitenlandse gasten.

Amsterdam heeft 90% minder buitenlandse gasten dan in het tweede kwartaal van 2019. Het aantal gasten uit het Verenigd Koninkrijk, in 2019 nog de grootste groep, was het tweede kwartaal 98% lager. Van de andere grote steden kent Rotterdam de kleinste daling, maar nog steeds gaat het om 77% minder buitenlandse gasten dan in het tweede kwartaal van 2019.

Toelevering drankenindustrie aan horeca gehalveerd in 2020

De drankenindustrie heeft in 2020 voor 215 miljoen euro aan de horeca geleverd, half zo veel als een jaar eerder. Dit komt neer op een krimp van 5,1% van de totale productie van de drankenindustrie. De drankenindustrie is daarmee van de toeleverende bedrijfstakken aan de horeca relatief het sterkst geraakt door de sterke krimp van de horeca. Dit blijkt uit het artikel Corona en de horeca dat het CBS vandaag heeft gepubliceerd.

Mede door de verschillende lockdowns kende de horeca in 2020 met 40,6% de sterkste krimp van de toegevoegde waarde van alle bedrijfstakken. Dit had ook gevolgen voor toeleveranciers. Naast de drankenindustrie ondervonden ook de bedrijfstakken creatieve diensten, kunst en amusement, en uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling een relatief grote daling van de leveringen aan de horeca. Bij deze bedrijfstakken bedroeg de afname respectievelijk 1,9 en 1,7% van de totale productie.

Drankenindustrie meest verbonden met horeca

De verbondenheid met de horeca is het grootst bij de drankenindustrie. Van de totale productie door de drankenindustrie werd in 2019 nog 10% afgenomen door de Nederlandse horeca, in 2020 daalde dit aandeel naar 5%. De totale productie van de drankenindustrie was 8,7% lager dan in 2019 (gecorrigeerd voor prijsveranderingen). De daling van de toeleveringen aan de horeca verklaart hier 59% van, 32% komt door minder toeleveringen aan de bedrijfstak sport en recreatie.

In 2020 nam ook de vraag vanuit de horeca naar producten uit andere bedrijfstakken af. Zo nam de inkoop bij de voedingsmiddelenindustrie, die in 2019 nog de grootste toeleverancier was, met bijna een derde af. Ook van energiebedrijven, uitzend- en reisbureaus en de eerder genoemde drankenindustrie werden fors minder producten afgenomen. Naar de bedrijfstak exploitatie van onroerend goed ging daarentegen net zo veel geld als in 2019. Het gaat daarbij voornamelijk om de huur van horecapanden. In 2020 was deze bedrijfstak de grootste toeleverancier aan de horeca.