Brede welvaart in 2019 hoog, wel grote druk op milieu

In 2019 stond de economie in Nederland er sterk voor. Ook op andere terreinen ging het goed. De toch al grote tevredenheid met het leven nam verder toe, evenals het percentage hoogopgeleiden. Op een aantal terreinen staat de welvaart onder druk. Het tijdverlies door files is toegenomen en mensen hebben minder contact met familie, vrienden of buren. Daarnaast heeft niet iedereen in dezelfde mate geprofiteerd van de welvaartsstijging. Dit blijkt uit de Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2020, die vandaag verschijnt.

Het CBS publiceert op Verantwoordingsdag jaarlijks de Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals op verzoek van het Kabinet. De monitor beschrijft hoe de brede welvaart zich in Nederland heeft vertaald in een kwaliteit van leven ‘hier en nu’, en welke druk door dit welvaartsstreven is gelegd op volgende generaties (brede welvaart ‘later’) en op mensen in andere landen (brede welvaart ‘elders’).

Brede welvaart ‘hier en nu’ hoog en stijgend

Eén van de grote vragen in het maatschappelijke debat is in hoeverre de groei van het bruto binnenlands product de brede welvaart ten goede komt. De uitkomsten van deze derde monitor laten zien dat de brede welvaart in de periode 2012–2019 inderdaad op veel vlakken is toegenomen. Er is sprake van een duidelijke toename van de materiële welvaart, van inkomen en consumptie. Hier kan wel de kanttekening bij worden geplaatst dat het volume van het bbp vanaf 1995 met meer dan 60% steeg, maar dat de groei van het reëel beschikbaar inkomen en het volume van de consumptie van huishoudens hier met een toename van 40% bij achterbleven. Ook de niet-materiële aspecten van de welvaart zijn op veel vlakken verbeterd. Zo is de tevredenheid met het leven in Nederland de laatste jaren verder toegenomen.
Op een aantal terreinen staat de welvaart echter onder druk. De filedruk neemt toe, de tevredenheid met de vrije tijd neemt af en in lijn daarmee daalt ook het percentage mensen dat vrijwilligerswerk doet, alsmede het aantal contacten met familie, vrienden of buren. Mogelijk is dit een keerzijde van de hoge en de laatste jaren sterk toegenomen nettoarbeidsparticipatie.

Brede welvaart ‘later’: toenemende druk op milieu

Het economisch kapitaal dat van belang is om de economie op de lange termijn te laten groeien, laat een gemengd beeld zien. Het fysieke kapitaal, de hoeveelheid en de kwaliteit van machines, werktuigen en infrastructuur, is in de periode 2012–2019 trendmatig gedaald. Hier staat overigens een duidelijke stijging van het kenniskapitaal tegenover. Opvallend is de omvang van de schulden van huishoudens, die naar Europese maatstaven groot is.

Qua menselijk kapitaal kent Nederland belangrijke opwaartse trends. Zowel het aantal gewerkte uren als het aandeel hoogopgeleiden in de totale bevolking stijgt.Sociaal kapitaal wordt wel als de smeerolie van de samenleving gezien en wordt gemeten in termen van de kwaliteit van maatschappelijke netwerken. Het sociaal kapitaal in Nederland is redelijk groot en stijgend. Nederland kan worden gezien als een high trust society waarin het vertrouwen van mensen in de medemens en de belangrijkste instituties hoog is.
Nederland is kwetsbaar op het gebied van natuurlijk kapitaal. Het stikstofoverschot behoort tot de hoogste in Europa, het aandeel hernieuwbare energie tot de laagste. Iets meer dan zeventig procent van de landnatuur in Nederland kampt wat stikstof betreft met een lichte of zwaardere overschrijding van de kritische grens. Verder geven, op één neutrale ontwikkeling na, alle indicatoren het beeld van een dalende biodiversiteit. Wel stijgt het areaal beheerde natuur.

Brede welvaart ‘elders’: hogere invoer, ook van biomassa en metalen

De brede welvaart elders beschrijft de effecten die het Nederlandse welvaartsstreven heeft op de rest van de wereld. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de positieve effecten die handel kan hebben op de werkgelegenheid en inkomens in andere landen. Ook wordt gekeken in welke mate Nederland een beslag legt op schaarse natuurlijke hulpbronnen in het buitenland.
De importen uit Azië en Oceanië zijn trendmatig gestegen, die uit Afrika zijn daarentegen gedaald. In principe wordt toegenomen handel als positief voor de welvaart in het buitenland gezien. Een toenemende handel kan immers werkgelegenheid en inkomsten met zich meebrengen. Ook vallen de naar Europese maatstaven hoge uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking (als percentage van het bbp) op.
Uiteraard zijn er vormen van handel die de brede welvaart in het buitenland negatief beïnvloeden. Zo stijgen de ingevoerde hoeveelheden biomassa en metalen trendmatig, net als de invoer van metalen uit de armste landen. Uit het oogpunt van het behoud van grondstoffen voor volgende generaties wordt dit als negatief voor de brede welvaart gezien. Ten slotte valt de sterke toename van de broeikasgasvoetafdruk in 2019 ten opzichte van 2018 op.

 Op weg naar een duurzame samenleving

In de monitor wordt ook nagegaan hoe Nederland op weg is om op wat langere termijn een duurzame samenleving te zijn. Het gaat dan om de voortgang van de 17 zogeheten sustainable development goals, de duurzaamheidsdoelen die in 2015 door de Verenigde Naties zijn geformuleerd en waaraan 193 landen een agenda voor duurzame ontwikkeling (tot 2030) hebben gekoppeld.Het beeld van de trendmatige ontwikkeling tussen 2012 en 2019 van de indicatoren waarmee deze doelen worden beschreven, is overwegend positief. Ons land is bijvoorbeeld op weg om de doelen te halen van gendergelijkheid (gelijke behandeling van mannen en vrouwen, een gelijkwaardige positie van mannen en vrouwen in de samenleving) alsmede waardig werk en economische groei (duurzame en productieve inzet van kapitaal, arbeid en grondstoffen).

Andere doelen raken wat uit het zicht, zoals een goede gezondheid en welzijn (percentage van het bbp dat aan gezondheidszorg wordt uitgegeven loopt terug, de wachttijden voor specialistische zorg lopen op, er is een toename van het percentage mensen met overgewicht), mobiliteit en infrastructuur (minder middelen voor onderhoud en ontwikkeling van infrastructuur, teruglopende investeringen in grond-, weg- en waterbouw), en wonen (zorgen over haalbaarheid van een kwalitatief goede, passende, veilige en betaalbare woonruimte door achterblijven van woningbouw, hoge woonquote, relatief hoge hypotheekschulden ten opzichte van andere landen).