Verbond wijst Eerste Kamer op gevolgen Wetsvoorstel Affectieschade voor schadelast

 

“We zijn wij van mening dat het wetsvoorstel Affectieschade in zijn huidige vorm goed recht doet aan de belangen van zowel slachtoffers, belangenbehartigers als verzekeraars. Wij wijzen op de financiële gevolgen van deze wet, maar nog nadrukkelijker op de stapeling van maatregelen die hebben geleid tot een stijging van de schadelast voor verzekeraars en waarvan, anders dan bij het voorliggende wetsvoorstel, slachtoffers niet hebben geprofiteerd.” Dat schrijft directeur Leo de Boer namens het Verbond van Verzekeraars in een brief aan de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer met betrekking tot het Wetsvoorstel Affectieschade, waarmee de Tweede Kamer begin mei akkoord is gegaan.

In de brief benadrukt het verbond dat ‘voorop staat dat geen enkele financiële vergoeding het leed van nabestaanden van slachtoffers kan compenseren’. Tegelijkertijd speelt volgens de verzekeraarsorganisatie compensatie wel een belangrijke rol in de erkenning van datzelfde leed, zoals blijkt uit onderzoek van de Vrije Universiteit. “Daarom is het belangrijk dat het onderhavige wetsvoorstel hier een regeling voor biedt”, aldus het Verbond, die daarin aangeeft dat verzekeraars blij zijn dat het voorliggende wetsvoorstel duidelijkheid schept richting (nabestaanden van) slachtoffers en verzekeraars over het recht op, en de omvang van de vergoeding van affectieschade.

Vijf belangrijke aspecten

In de brief gaat het nader in op een aantal belangrijke aspecten, te weten het Europese perspectief, het overgangsrecht, belang van gehanteerde criteria, de stijging van de schadelast en de risico’s voor de solidariteit van de verplichte WA-verzekeringen. “De genormeerde bedragen liggen redelijk in lijn met die gehanteerd worden in andere Europese landen. Uitschieters, zoals in Spanje, kunnen niet los worden gezien van lagere bedragen daar voor materiele schade en anders functionerende sociale zekerheidsstelsels. Het voorliggende wetsvoorstel is ruimhartiger dan in andere Europese landen, nu het niet alleen van toepassing is bij overlijden, maar ook bij zwaar lichamelijk letsel.”

Over het overgangsrecht stelt het Verbond dat wanneer het wetsvoorstel wet wordt, de vordering voor ongevallen ontstaat vanaf de ingangsdatum. “Deze bepaling dient de rechtszekerheid. Aan dit overgangsrecht tornen zou er slechts toe leiden dat een nieuwe rechtsongelijkheid ontstaat tussen naasten van wie de schade voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet reeds was afgehandeld, en naasten bij wie dat nog niet het geval was. Aanpassing van het overgangsrecht zou er bovendien toe leiden dat bestaande procedures van schadeafhandeling opnieuw moeten worden bezien. Dit kan leiden tot grote onzekerheid voor alle betrokken partijen. Tenslotte zouden verzekeraars uitkeringen moeten verrichten waarmee zij geen rekening hebben kunnen houden bij het berekenen van de premie.”

Een ander onderwerp dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aan de orde is gekomen, betreft het verruimen van de criteria waaronder de naasten van ernstig gewonden aanspraak kunnen maken op een vergoeding voor affectieschade. Gesproken is over een verruiming van deze groep door het percentage blijvende invaliditeit (b.i.) te verlagen naar 40%. Het Verbond: “Waar een richtsnoer van 70% b.i. voor de praktijk werkbaar is, geldt dat voor een percentage van 40% helaas niet. Een verruiming van dit percentage zorgt voor onduidelijkheid en vertraagt het proces omdat er meer discussie zal ontstaan en expertiseonderzoeken nodig zijn om vast te stellen of naasten recht hebben op een vergoeding.

Stijging schadelast

Het Verbond wijst daarnaast op de stijgende schadelast: “Verwacht wordt dat het wetsvoorstel affectieschade zal leiden tot een verhoging van de letselschadelast voor autoverzekeraars van minimaal 3% en voor medische aansprakelijkheidsverzekeraars van naar schatting 15%. Vanzelfsprekend is bij deze berekening uitgegaan van het kader zoals het voorliggende wetsvoorstel dat schetst. Wijziging van dit kader beïnvloedt de impact op de letselschadelast. Het is overigens aan verzekeraars zelf om al dan niet consequenties te verbinden aan de stijging van de letselschadelast.”

Een ander aspect dat volgens het Verbond de letselschadelast beïnvloedt is het aantal (verkeers)ongevallen, dat een stijgende lijn vertoont met meer verkeersoden en -gewonden. Daarnaast zijn verzekeraars de afgelopen vier jaar geconfronteerd met overheidsmaatregelen die hebben geleid tot een grote stijging van de schadelast. “Van deze maatregelen hebben, anders dan in het nu voorliggende wetsvoorstel, slachtoffers niet geprofiteerd of zijn zij zelfs voor de tweede keer slachtoffer geworden. De maatregelen waarnaar wij verwijzen zijn onder meer: verhoging van de assurantiebelasting van 9 naar 21%, het invoeren van een regresrecht WMO voor gemeenten, het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd en de vermogensinkomensbijtelling”, aldus het Verbond, dat benadrukt dat de WA-verzekering een verplichte verzekering is. “Er is verzekeraars daarom veel aangelegen deze verzekering betaalbaar te houden. Voorkomen moet immers worden dat mensen onverzekerd zijn op grond van financiële argumenten. Dat zou de solidariteit van deze verzekering aantasten.”