Structurele afname werknemers in financiële sector

Het aantal werknemers in de financiële dienstverlening neemt al jaren af. Sinds 2008 verlaten meer werknemers deze bedrijfstak dan er starten. Ondanks de krimp zijn er meer financieel specialisten en economen in de financiële dienstverlening werkzaam. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van het CBS over arbeidsmobiliteit van werknemers van 15 tot 75 jaar in de financiële sector.

In 2006 en 2007 is een even groot aantal werknemers gestart in de financiële dienstverlening als het aantal dat de bedrijfstak verliet. Sindsdien is elk jaar de uitstroom groter dan de instroom. In 2016 verlieten 21.000 werknemers de financiële sector en begonnen 17.000 werknemers. In de financiële dienstverlening is het aantal werknemers in de periode december 2006 – december 2016 afgenomen met 43.000 tot 212.000. Tegelijkertijd groeide het totaal aantal werknemers in Nederland met 334.000. Door technologische ontwikkelingen als internetbankieren zijn minder mensen in de sector financiële dienstverlening nodig. Daarnaast verloren door de bankencrisis veel werknemers hun baan.

Ruim 4 op de 10 een WW-uitkering

Ruim 12.000 werknemers verlieten in 2016 de financiële dienstverlening zonder werk of gingen werken als zelfstandige. Van hen kreeg 43% een WW-uitkering. Dat is aanzienlijk hoger dan het gemiddeld aantal WW’ers in andere bedrijfstakken (23%). In 2007 was het aandeel werknemers in de financiële dienstverlening dat na baanverlies een WW-uitkering kreeg nog 17%.  Daarna nam dit aandeel als gevolg van de economische crisis snel toe en piekte in 2014 met 50%. Deze toename was sterker dan gemiddeld in andere sectoren.
Van de verlaters van de fd-sector kreeg daarnaast 13% een pensioen/AOW-uitkering (alle bedrijfstakken eveneens 16%), 5% (9%) een ziekte- of arbeidsongeschiktheidsuitkering, 2% (2%) een Wajong-uitkering en 0% (2%) een bijstandsuitkering. Verder werd 6% (6%) zelfstandig ondernemen 3% (10%) scholier of student, 2% (1%) DGA en ging 16% (16%) (vrijwilligers) werk doen zonder inkomen en 9% (18%) emigreren of iets anders.

Mobiliteit vanuit andere bedrijfstakken afgenomen

Werknemers kunnen de financiële dienstverlening ook verlaten door over te stappen naar een andere bedrijfstak. In 2016 deden 8.000 werknemers dit. De grootste groep (bijna 2.000) gingen werken in de bedrijfstak verhuur en overige zakelijke dienstverlening. In 2016 bewandelden 9.000 werknemers de tegenovergestelde weg. Ze maakten vanuit een andere bedrijfstak de overstap naar de financiële dienstverlening. Ook hier is de grootste groep afkomstig uit de bedrijfstak verhuur en overige zakelijke dienstverlening (bijna 4.000).

In 2007 begonnen nog 15.000 werknemers uit een andere bedrijfstak aan een baan in de financiële dienstverlening, 13.000 verlieten de financiële wereld om te gaan werken in een andere bedrijfstak. Dergelijke stromen tussen bedrijfstakken nemen sinds de economische crisis van 2008 af. Hierin verschilt de financiële sector weinig van andere sectoren. Wisselingen van bedrijfstak, werkgever of beroep komen over het algemeen vaker voor in economisch gunstige perioden. In recentere jaren nemen dergelijke wisselingen dan ook weer toe.

Meer financieel specialisten en economen

Het meest voorkomende beroep in de financiële dienstverlening is financieel specialist of econoom. Het aantal financieel specialisten in de sector is gegroeid van 30.000 in 2013 tot 35.000 in 2017. In deze periode is het aantal boekhoudkundig en administratief medewerkers sterk afgenomen, van 40.000 naar 26.000. Ook het aantal managers gespecialiseerde dienstverlening in deze bedrijfstak is gedaald.

Procentueel ziet de verdeling over de verschillende functies in de financiële dienstverlening er in 2017 als volgt uit: (tussen haakjes de cijfers uit 2013):

Financieel specialisten en economen: 13,9% (10,7%);

Vertegenwoordigers en inkopers 9,4% (9,4%);

Boekhouders 9% (7,8%);

Software- en applicatieontwikkelaars 7,2% (6%);

Bouwkundige medewerkers 5,5% (7,8%);

Administratief medewerkers 4,9% (6,6%);

Managers gespecialiseerde dienstverlening 4,3% (5,3%);

Bedrijfskundigen en organisatieadviseurs 3,9% (2,4%);

Receptionisten en telefonisten 3,6% (3,5%);

Algemeen directeuren 3,2% (2%).