PwC: Een zeevarende met Nederlandse werkgever die buiten de EU werkt is verzekerd in zijn woonstaat

foto : PwC

Een zeevarende met Nederlandse werkgever die buiten de EU werkt, is verzekerd in zijn woonstaat Dat  concludeert Advocaat Generaal Wattel naar aanleiding van de prejudiciële vragen die Rechtbank Zeeland-West Brabant heeft gesteld aan de Hoge Raad over welke toewijzingsregels uit EG Verordening 883/2004 van toepassing zijn op een Letse zeevarende die buiten de EU zijn werkzaamheden verricht .(zie hier eerdere PwC Actueel bericht )De werkzaamheden van de Letse zeevarende worden verricht voor een Nederlandse werkgever aan boord van een zeeschip dat een niet EU-vlag (Bahama’s) voert. Volgens de A-G valt deze situatie onder het nieuw in EG Verordening 883/2004 opgenomen ‘restartikel’ dat de sociale zekerheidswetgeving van de woonstaat toewijst.

Wat betekent dit voor u als werkgever?
Indien de Hoge Raad de conclusie van de A-G volgt, zal voor alle werkzaamheden die onder de reikwijdte van EU Verordening 883/2004 vallen, maar waarvoor geen specifieke aanwijsregel is geformuleerd, de wetgeving van de woonstaat van de werknemer van toepassing worden verklaard. In de praktijk kan dit resulteren in extra en onoverzichtelijke administratieve lasten voor u als werkgever, wanneer u gebruik maakt van werknemers vanuit verschillende landen.

De zogenoemde Aldewereld en Kik jurisprudentie zullen niet langer relevant zijn voor soortgelijke casussen die spelen na 1 januari 2010 (de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening). Voor casussen die zijn aangevangen vóór 1 januari 2010 en voortduren na 1 januari 2010 is het overigens nog mogelijk dat het overgangsrecht van toepassing is, op basis waarvan de uitwerking van Verordening 1407/81 nog van toepassing is voor een maximale periode van 10 jaar.

Casus
In de betreffende zaak gaat het om een inwoner van Letland met de Letse nationaliteit die werkzaam was voor een Nederlandse werkgever. Hij verrichtte in 2013 zijn werkzaamheden aan boord van een schip dat een niet-EU vlag voer (Bahama’s) buiten Europees grondgebied. In geschil is of de werknemer in deze periode onderworpen was aan de Nederlandse volksverzekeringen. De inspecteur stelde dat op basis van de Aldewereld jurisprudentie de Nederlandse wetgeving, van het land is waar de werkgever is gevestigd, van toepassing is. Dit is tevens in lijn met het recente arrest Kik.

Conclusie A-G Wattel
De A-G is echter van mening dat de hierboven genoemde jurisprudentie slechts een aanwijsregel formuleert in de situatie waarin een individu voldoende banden heeft met de Europese Unie om onder haar sociale zekerheidsrecht te vallen, maar waarin geen van de aanwijsregels van toepassing zijn. Volgens A-G Wattel ‘zijn deze arresten een rechterlijke improvisatie om te voorkomen dat de Verordening niet aan zijn doel kan beantwoorden.’ In EG Verordening 1408/71, de Verordening waaronder bovengenoemde arresten zich hebben voorgedaan, was namelijk geen specifieke aanwijsregel opgenomen voor dergelijke gevallen. Echter, in EG Verordening 883/2004 is een restbepaling opgenomen (artikel 11 lid 3 sub e). Er is discussie over of dit artikel niet slechts beperkt is tot inactieven en postactieven, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de toelichting op de basisverordening. Volgens de A-G is dit niet het geval, omdat dit niet naar voren komt uit de tekst van het artikel en de (summiere) toelichting daarop. De toepassing van het restartikel resulteert vervolgens in het aanwijzen van de wetgeving van het woonland van de werknemer (i.e. de Letse), waardoor de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving niet op dit individu van toepassing is. A-G Wattel geeft de Hoge Raad dan ook mee om de prejudiciële vragen als volgt te beantwoorden.

  1. EG Verordening 883/2004 wijst in een geval zoals dat van belanghebbende de wetgeving van de woonstaat aan;
  2. Niet onderzocht hoeft te worden of de Letse wetgeving voorziet in aansluiting van de belanghebbende bij enig stelsel van sociale zekerheid voor de bedoelde periode.

Tot slot
Momenteel is de Aldewereld en Kik jurisprudentie vastgelegd in de Nederlandse nationale wetgeving. Deze regels stellen dat EU onderdanen, woonachtig in een andere lidstaat dan Nederland, in dienst bij een Nederlandse werkgever en werkzaam buiten de EU, zijn onderworpen aan de Nederlandse volks- en werknemersverzekeringen. Indien de conclusie van de A-G wordt gevolgd door de Hoge Raad, zullen deze bepalingen hun waarde verliezen. Individuen in een dergelijke situatie zullen dan sociaal verzekerd raken in hun woonland. Totdat de Hoge Raad arrest wijst zal echter op basis van Nederlandse wetgeving het uitgangspunt zijn dat werknemers zoals in de positie van de Letse werknemer verzekerd zijn in Nederland.