Kröller & Boom wijst relaties op mogelijke gevolgen van wanbeleid of faillissementsfraude na 1 juli 2016  

 

 
 

Kröller & Boom wijst in een recente nieuwsbrief haar relaties op de mogelijke gevolgen van de onlangs in werking getreden Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod . Dit bestuursverbod wil voorkomen dat personen die faillissementsfraude hebben gepleegd, wanbeleid hebben gevoerd of de afwikkeling van een faillissement frustreren, bij andere rechtspersonen hun activiteiten voortzetten of kunnen blijven voortzetten.Een en ander is als aanvulling geregeld in de Faillissementswet waaraan een aantal bepalingen zijn toegevoegd, die zien op het civielrechtelijk bestuursverbod. Dit verbod kan worden opgelegd aan de (statutair en uitvoerend) bestuurders, feitelijk beleidsbepalers of indirect bestuurders van een rechtspersoon, die faillissementsfraude hebben gepleegd, wanbeleid hebben gevoerd dan wel de afwikkeling van een faillissement frustreren. De regeling geldt alleen voor faillissementen die na 1 juli 2016 zijn uitgesproken.

In de nieuwsbrief informeert Kröller & Boom de relaties over de procedure, door wie een bestuursverbod kan worden opgelegd , de mogelijke gevolgen ervan en op de redenen waarom een dergelijk verbod kan worden opgelegd:  Onbehoorlijke taakvervulling die leidt een veroordeling wegens bestuurdersaansprakelijkheid, paulianeuze rechtshandelingen die één of meerdere schuldeisers aanmerkelijk hebben benadeeld en het  tekortschieten in informatie- en medewerkingsverplichtingen van de bestuurder jegens de curator. Ook kan een verbod worden opgelegd wanneer de betrokkene in de drie jaar voor het faillissement van de rechtspersoon, hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijke persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ten minste al tweemaal betrokken is geweest bij een eerder (ander) faillissement. Of wanneer aan de bestuurder of de rechtspersoon een zogeheten fiscale vergrijpboete onherroepelijk is opgelegd.