Harry Filon (Stichting Duurzaam Repareren): Veel verzekeraars zijn nog totaal niet bezig met duurzaamheid”

 

Duurzaam werken, het heeft nog niet bij elk schadeherstelbedrijf de hoogste prioriteit. In de automotive branche vaak wel, want daarin wordt er volgens Stichting Duurzaam Repareren al uiterst duurzaam gewerkt. In de overige branches is er op het gebied van duurzaam schadeherstel echter nog een hoop winst te behalen, zo komt naar voren uit een interview met bestuursvoorzitter Harry Filon dat staat in het digitale magazine van Risk & Business, dat deze week verschijnt.

In de automotive branche verloopt het duurzaam repareren al voorspoedig Duurzaam Repareren heeft daar vrijwel alle bedrijven gecertificeerd die in hun ogen een belangrijke rol spelen in de branche. Daarnaast is het Pakket van Eisen bij Duurzaam Repareren al vrij gedetailleerd. Bij Duurzaam Herstel verloopt dit een stuk moeizamer.

Harry Filon: “Dat komt ten eerste doordat duurzaamheid bij verzekeraars in de andere branches totaal geen prioriteit heeft. We hebben een paar verzekeraars zoals a.s.r., Aegon en Unigrant die zich vasthouden aan duurzaamheid, maar de rest is er nog helemaal niet mee bezig. Vanuit de Raad van Bestuur predikt men dat het bedrijf erg duurzaam aan het ondernemen is en doet het beloftes, maar op uitvoerend niveau merk je daar uiteindelijk niets van. Dit is vooral te zien bij de grote verzekeringsmaatschappijen. Daar is de afstand tussen de CEO en de mensen op het uitvoerende niveau namelijk ontzettend groot. Bovenin mag alles beloofd worden, maar onderin gebeurt er gewoon niets. Dat speelt bij ons wel parten bij Duurzaam Herstel.”

Sturingsgraad en variëteit

“Naast het gegeven dat verzekeraars buiten de automotive branche minder bezig zijn met duurzaamheid, is de sturingsgraad bij deze branches veel lager”, stelt Filon. “In de automotive branche is er een veel directere relatie tussen de opdrachtgevers en de bedrijven. Bij bijvoorbeeld water- of brandschade loopt het traject veel langer en komen er experts en tussenpersonen bij kijken. Veel verzekeraars verkopen daar gewoon hun polissen en besteden de rest van het werk uit aan anderen. Het percentage waarbij verzekeraars direct zaken doen, en dus meer invloed hebben op het bedrijf, ligt daardoor een stuk lager.”

Op de vraag of de consument dan geen behoefte heeft aan duurzaam herstel antwoordt Filon ontkennend. “In de automotive branche speelt het wel wat meer bij consumenten aangezien iedereen wel jaarlijks bij een garage komt. Bij de  andere schades zijn veel mensen hier veel minder mee bezig. Die schades komen ten eerste al veel minder vaak voor en ze hebben minder beleving bij de eindconsument. Wij vinden dat daar dus echt de verantwoordelijkheid bij de verzekeraars ligt.”

Verder vertelt Filon dat de grote variëteit van bedrijven een obstakel is bij Duurzaam Herstel. Onder Duurzaam Herstel vallen namelijk alle schadeherstelbedrijven die niet bij de automotive branche horen. Zo gaat het om bijvoorbeeld aannemers, schildersbedrijven of reconditioneringsbedrijven. Bedrijven die bijna niets met elkaar gemeen hebben en die dus grotendeels behoefte hebben aan een eigen Pakket van Eisen. “Allereerst worden er weinig bedrijven gekeurd en de bedrijven die dan gekeurd worden, komen steeds uit een andere sector. In de automotive branche is ons Pakket van Eisen vooral zo groot geworden door feedback van bedrijven, feedback van auditeurs die de bedrijven keuren en door gedeelde ervaringen. Waar er bij Duurzaam Repareren ruim 2.500 bedrijven zijn aangesloten, ligt dat aantal bij Duurzaam Herstel rond de 250. Aangezien je volume nodig hebt om voldoende feedback te genereren, gaat het bij Duurzaam Herstel in een lager tempo.”