Aon publiceert reactie op wetsvoorstel pensioenstelselherziening

Aon pleit in zijn reactie op het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen en de bijhorende memorie van toelichting (mvt) voor een individueel pensioengesprek voor iedere pensioendeelnemer, vaststelling van de URM-bedragen in de transitiefase en het vastklikken van de berekeningsdatum voor compensatie. Dit zijn de drie belangrijkste punten uit de uitvoerige reactie die Aon als onderdeel van de consultatie rondom het wetsvoorstel vandaag indient.

De volledige reactie van Aon op het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen is openbaar beschikbaar op de website van de internetconsultatie en ook na te lezen op de website van Aon. 

Communicatie: individueel gesprek van grote meerwaarde
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel komt meerdere malen terug dat heldere communicatie een must is. De wijze waarop financieel-economische omstandigheden in het pensioen doorwerken, moet voor deelnemers en pensioengerechtigden inzichtelijk zijn en eerlijk worden bevonden. Aon onderschrijft deze noodzaak, maar ziet dit ook als een uitdagende opgave en pleit daarom voor een verruiming van de zorgplicht.

 “Wij vinden dat iedere pensioendeelnemer recht moet hebben op een individueel gesprek waarin ingegaan wordt op de persoonlijke pensioensituatie”, zegt Frank Driessen, chief executive officer van Aon’s Retirement Solutions. “Uit eerder onderzoek van Aon blijkt dat deelnemers de voorkeur hebben voor een digitaal platform of app, gevolgd door regelmatige communicatie via de werkgever (brief, e-mail) en een persoonlijk gesprek. Juist bij deze complexe materie menen wij dat een individueel gesprek grote meerwaarde heeft.”

Helderheid nodig over bepaling URM-bedragen
Deelnemers worden geïnformeerd over hun pensioen via de zogenoemde URM-bedragen. Dit zijn de ‘goed, slecht en verwacht weer’-bedragen die op mijnpensioenoverzicht.nl te zien zijn. Het is onduidelijk hoe deze bedragen vastgesteld moeten worden in de transitieperiode. In de tijd gezien worden er verschillende kaders van toepassing: eerst het huidige kader, dan het eventuele transitiekader en dan het nieuwe kader. Driessen: “Er moet voorkomen worden dat bij de overgang van kaders enorme schokken in de URM-bedragen ontstaan. Dit zou kunnen leiden tot casinopensioengevoelens bij deelnemers. Het is van belang dat er snel helderheid komt hoe de URM-bedragen bepaald moeten worden. Ook moet er sprake zijn van consistentie bij de overgangen van kader. Dit creëert draagvlak voor het vertrouwen in pensioen in de toekomst.”

Zet berekeningsmoment voor compensaties vast
Aon ziet ook een complicatie voor het besluitvormingstraject ten aanzien van compensaties. Deze moeten worden bepaald op basis van een voorgeschreven economische set die op kwartaalbasis wordt gepubliceerd. De ervaring leert dat er vaak een behoorlijke tijd verstrijkt voordat besluitvorming en daadwerkelijke implementatie een feit is. Op dat moment kunnen de economische omstandigheden wijzigen en dat kan weer tot andere compensaties leiden.
 ”Wij pleiten voor de mogelijkheid tot het vastzetten van het berekeningsmoment voor de compensaties”, zegt Driessen. “Hiermee wordt voorkomen dat door wijzigende omstandigheden steeds nieuwe berekeningen nodig zijn met alle gevolgen van dien, zoals het risico van uitstel en het niet halen van de uiterste datum van 1 januari 2026.”

Solidariteitsreserve: behoefte aan een gelijk speelveld
De solidariteitsreserve is een verplicht collectief element van het nieuwe contract, waaruit pensioenvermogens en -uitkeringen kunnen worden aangevuld en waarmee risico’s collectief kunnen worden gedeeld. Het wordt voor bedrijfstakpensioenfondsen mogelijk om het WVP+-contract te gaan voeren. Hierbij kunnen deze pensioenfondsen optioneel kiezen voor een solidariteitsreserve. Voor andere pensioenuitvoerders is dat niet mogelijk. Dit creëert een ongelijk speelveld.
“De solidariteitsreserve dient onder andere om schokken in de uitkeringsfase op te vangen en uit berekeningen blijkt dat dit ook tot welvaartswinst kan leiden”, zegt Driessen. “Wij vinden het om die reden unfair als andere uitvoerders deze solidariteitsreserve niet zouden kunnen vormen en de voordelen zouden missen.”

Daarnaast is er sprake van ongelijke behandeling bij individuele waardeoverdracht. Hierbij krijgt een deelnemer geen deel mee van de solidariteitsreserve, terwijl bij het invaren wel een deel van het kapitaal van een deelnemer aangewend kan worden voor de vorming van een solidariteitsreserve. Driessen: “Er dient één lijn getrokken te worden in het bijdragen aan de solidariteitsreserve en het meekrijgen bij een waardeoverdracht.”

Invaren: meer duiding nodig
Er wordt in de mvt onderbouwd dat het mogelijk is om collectief in te varen en daarbij het individueel recht op bezwaar te passeren. Invaren wordt als een essentieel onderdeel van het nieuwe stelsel gezien. Er wordt letterlijk geschreven: ‘de inclusieve marktwaarde in het nieuwe systeem is hoger dan in het oude FTK’. Dit betekent dat deelnemers er met invaren op vooruit zouden gaan. Er wordt een grote rol bij de pensioenuitvoerder gelegd. Deze moet besluiten of er ingevaren wordt als de sociale partners daartoe verzoeken. Aangezien dit van essentieel belang is, moet concreter worden aangegeven of uitgebreid advies ingewonnen worden waarom het invaren niet in strijd zou zijn met de Europese wetgeving.

Uitvoerbaarheid vormt belangrijk aandachtspunt

Aon ziet uitdagingen in de beheersbaarheid van de uitvoering van het nieuwe pensioenstelsel. Zo blijkt uit de mvt dat de risicopreferentie per cohort moet worden vastgesteld. Het projectierendement wordt vastgesteld als een curve naar looptijd. Ook moet het beschermingsrendement per leeftijdscohort worden bijgehouden. Er zal daarom meer informatie-uitwisseling zijn tussen pensioenuitvoerder en vermogensbeheerders.

De extra belasting die het nieuwe stelsel met zich meebrengt voor pensioenuitvoerders kan een belangrijke kwetsbaarheid voor het stelsel blijken als zij deze niet aankunnen. Fouten in de administratie en daardoor in Uniforme Pensioenoverzichten kunnen niet alleen rechtstreekse financiële schade veroorzaken maar ook eerdere investeringen in pensioencommunicatie teniet doen. Dit ondermijnt het vertrouwen in het nieuwe stelsel.

Aon bepleit daarom de uitvoeringsorganisaties zo vroeg mogelijk bij de overgang naar het nieuwe stelsel te betrekken. Sociale partners wordt opgeroepen al voorafgaand aan overleg of compensaties een keuze te maken voor een uitvoerder. Ook extra toezicht van DNB en AFM wordt aanbevolen, gezien de complexiteit van de regelingen, lage marges en kwetsbaarheid van de uitvoeringsorganisaties.

Duidelijkheid over vrijstellingsberekeningen nodig
In Nederland bouwen de meeste medewerkers pensioen op bij een verplicht gesteld b edrijfstakpensioenfonds (Bpf). Er zijn echter ook werkgevers die vrijgesteld zijn van de verplichte deelneming. Daarbij geldt meestal de eis dat de vrijgestelde regeling minimaal gelijkwaardig moet zijn aan de regeling zoals die door het Bpf wordt uitgevoerd. Bedrijfstakpensioenfondsen zullen zich beraden op het nieuwe contract en een keuze maken voor één van de twee contracten. In de mvt wordt niet ingegaan op de positie van vrijgestelde ondernemingen en hoe straks de vrijstellingsberekeningen plaats moeten vinden. Aon pleit ervoor dat hier absolute duidelijkheid over gegeven wordt. Er moet voorkomen worden dat werkgevers pas in actie kunnen komen nadat bedrijfstakpensioenfondsen keuzes hebben gemaakt.