De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad* van de Nederlandse pensioenfondsen is in april gestegen van 108% naar 109%. Vooral de stijgende rente leidde tot dalende verplichtingen. Met de stijgingen van februari, maart en april zitten de dekkingsgraden flink in de lift. Dat blijkt uit de Pensioenthermometer van Aon.
De indicatieve beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad
van de afgelopen twaalf maanden, is gestegen naar 98%. Deze dekkingsgraad ligt
boven het aangepaste tijdelijke wettelijk vereiste minimum van 90%. Omdat 98%
een gemiddelde betreft, zullen er ook fondsen zijn met een lagere
beleidsdekkingsgraad. Met de stijgingen van de afgelopen drie maanden lijken de
meeste fondsen uit de gevarenzone te zijn.
Rente
gestegen, verplichtingen gedaald
De rente steeg in april licht door een wereldwijde verwachting van oplopende
inflatiecijfers, in navolging van de VS. Per saldo steeg in een maand tijd de
risicovrije rente over de eerste 40 jaar met gemiddeld 7 basispunten. De Ultimate
Forward Rate (UFR), waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige
verplichtingen berekenen, daalde echter door de gefaseerde overgang naar de
nieuwe systematiek. Door de rentestijging nam de waarde van de verplichtingen
af met ongeveer 1,4%.
Aandelenmarkten
verder omhoog
Na een sterk eerste kwartaal voor aandelen, zette de opwaartse trend van de
aandelenbeurzen zich vooral door in de eerste helft van de maand. Op de markten
heerste een positief sentiment door verbeterde economische vooruitzichten, het
verloop van de vaccinatieprogramma’s en de goede bedrijfsresultaten over het
eerste kwartaal. Toch konden de aandelenbeurzen niet op veel hogere koersen
worden gezet, vanwege de al hooggespannen verwachtingen. Daarnaast deed
aankondiging van het nieuwe investeringsplan van president Biden voor de
Amerikaanse economie de inflatieverwachtingen toch weer aanwakkeren, waardoor
de volatiliteit op de markten toenam.
Toch kreeg de Amerikaanse rentestijging van vorige maand als gevolg van
inflatieangst geen vervolg. De rente daalde nadat FED-voorzitter Powell
in zijn speech meldde de rente laag te houden, ook als de inflatie tijdelijk
wat zou oplopen. Hierdoor daalden de Amerikaanse rente en de Amerikaanse
dollar. In het eurogebied steeg de rente slechts enkele basispunten. De ECB
liet ook haar rentes ongemoeid.
Op de financiële markten stegen de wereldwijde aandelen met 2,6%. De aandelen
van ontwikkelde markten stegen met circa 3,0% en de opkomende markten kwamen
niet van hun plaats. Chinese aandelen daalden door oplopende productieprijzen.
Binnen de vastrentende waardenportefeuille daalden de kredietrisico’s, wat
positief was voor high yield en emerging markets debt. De
rentestijging had een sterker negatief effect op de langlopende
staatsobligaties en renteswaps, waardoor de vastrentende waardenportefeuille
met 1,3% daalde. De totale portefeuille behaalde deze maand nauwelijks
rendement, het rendement op aandelen werd door de stijgende rente vrijwel
volledig teniet gedaan.
Fondsen
staan er beter voor – risico’s nog niet helemaal weg
Met een gemiddelde dekkingsgraad van 109% lijken de meeste fondsen uit de
gevarenzone. Voor de grote fondsen is het echter nog spannend. Zij maakten
recent hun kwartaalcijfers bekend. ABP stond eind maart op een actuele dekkingsgraad
van 100,5% en Zorg en Welzijn op 97,9%. PMT en PME noteerden respectievelijk
98,8% en 101,7%. Deze vier fondsen schommelen nog rond de 100% en hier blijft
het spannend. BPF Bouw daarentegen staat er goed voor met een dekkingsgraad van
117,3%. De stijgende dekkingsgraden worden veroorzaakt door goede
aandelenresultaten én stijgende rente.
“Als de inflatieverwachtingen niet uitkomen, kan de rente zo ook
weer dalen”, zegt Frank Driessen, chief executive officer van Aon’s
Retirement Solutions. ”Dan kunnen de dekkingsgraden weer de andere kant op
bewegen. Het blijft dus spannend.” Ook de relatief hoge aandelenkoersen moeten
bewaarheid worden. De fondsen krijgen daarnaast de komende jaren nog de verder
dalende UFR voor hun kiezen, wat per saldo zomaar 5% daling van de dekkingsgraad
op totaalniveau kan betekenen. “Toch zijn wij voorzichtig positief over het
ingezette herstel”, zegt Driessen.
Druk
op nieuw pensioenstelsel lijkt van de ketel
De druk om vaart te maken met het nieuwe stelsel lijkt wat weggenomen te worden
door de recente ontwikkelingen. De verwachting is dat demissionair minister
Koolmees binnenkort kenbaar maakt dat de nieuwe Wet Toekomst Pensioenen later
dan 1 januari 2022 wordt ingevoerd. Echter, nu de kortingen afgewend lijken,
zijn nog niet alle punten die gewenst waren ook opgelost. Een grote wens van de
gepensioneerden is indexatie en die is al jaren niet aan de orde. Met het
nieuwe stelsel worden meevallers direct uitgedeeld en in de transitieperiode
mag, als daarvoor gekozen wordt, ook eerder geïndexeerd worden.
“Wij pleiten ervoor dat er met name snel duidelijkheid komt over de transitieperiode”, zegt Driessen. “Deze was beoogd om 1 januari 2022 in te gaan en fondsen bereiden zich daar nu op voor”. Het is dus van groot belang dat helder is welke spelregels dan gelden en welke keuzes dit jaar nog gemaakt moeten worden.
Pensioenfondsen oriënteren zich
De periode totdat het nieuwe pensioenstelsel volledig is ingevoerd lijkt ruim; per 1 januari 2026 moeten alle fondsen en werkgevers overgestapt zijn. Per 1 januari 2024 moeten er echter al besluiten genomen worden over de regeling, het type contract en het invaren. Om deze keuzes gefundeerd te maken, is er veel werk aan de winkel en is het van belang om nu al te oriënteren. Driessen: “Wij zien dat veel fondsen en werkgevers zich aan het oriënteren zijn over de keuzes die straks gemaakt moeten worden. Dat vinden wij verstandig en daarom is het extra van belang dat er snel duidelijkheid komt over zaken die nu niet uitgewerkt zijn in de stukken.”