Aanbevelingen rekenrente in personenschadezaken

Het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) en het LOVCH (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Hoven) hebben de volgende aanbevelingen gedaan aan rechters en raadsheren belast met de behandeling van personenschadezaken. Voorstellen voor deze aanbevelingen zijn gedaan door de landelijke Expertgroep Personenschade.

Deze expertgroep is onder meer belast met advisering op het gebied van personenschade aan het LOVCK en het LOVCH, mede met het oog op gewenste uniformering in de rechtstoepassing tussen de verschillende gerechten. De expertgroep is aanspreekpunt voor rechters en raadsheren voor vragen op het gebied van personenschade. Deze aanbevelingen strekken landelijk, dus in alle gerechten, tot uitgangspunt, waarvan echter in bijzondere gevallen kan worden afgeweken.

Het LOVCK en het LOVCH zullen het uitwisselen van ervaringen met deze aanbevelingen tussen de verschillende rechtbanken stimuleren. Met deze aanbevelingen zijn de vragen die in de praktijk rond de rekenrente in personenschadezaken kunnen rijzen niet uitputtend behandeld. Periodiek worden de aanbevelingen geëvalueerd en aan de hand van de bevindingen zo nodig aangevuld of bijgesteld.

De Expertgroep hecht eraan te benadrukken dat het belangrijk is een onderscheid te maken tussen het begroten van de toekomstige jaarschade en het contant maken van die schade. Deze aanbevelingen zien alleen op de tweede stap, het contant maken van de begrote toekomstige jaarschade.


Aanbevelingen
1. Het betreft aanbevelingen: rechters zijn vrij ervan af te wijken wanneer daar goede argumenten
voor zijn. Bovendien zijn de rechters uiteraard gebonden aan het partijdebat.
2. De aanbevelingen worden periodiek – eenmaal per jaar – herzien en zo nodig aangepast. Ook in
bijzondere situaties waarin het evident is dat de aanbevelingen moeten worden aangepast, bijvoorbeeld
bij een grote verandering in de spaarrente of inflatie, kunnen de aanbevelingen tussentijds worden
herzien en aangepast.

3. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de rekenrente is dat gewaarborgd wordt dat het
slachtoffer zijn toekomstschade daadwerkelijk kan dragen.
Toelichting:
De belangen bij het vaststellen van de rekenrente zijn groot. Een te hoge rekenrente kan ertoe leiden dat
het slachtoffer dat jaarlijks de begrote jaarschade opneemt en gebruikt al een aantal jaren voor de
berekende einddatum de vergoeding heeft opgebruikt.
Bovendien mag van het slachtoffer niet gevergd worden dat hij risico’s neemt bij het beleggen van de
ontvangen som ineens om op die manier betaling van zijn jaarschade tot aan de eindleeftijd te bewerkstelligen.

4. Er wordt gewerkt met een systeem van drie periodes, elk met een eigen percentage op basis van
eigen uitgangspunten.
– Voor de jaren 0 tot 5 wordt bij het rendement uitgegaan van de gemiddelde spaarrente op een gewone
spaarrekening, deze is nu 0%. Voor de inflatie wordt uitgegaan van de voorspellingen van het CPB voor
de komende vijf jaren van de consumentenprijzen.
– Voor de jaren 5 tot 20 wordt bij het rendement uitgegaan van het gemiddelde van de rente op een
spaardeposito voor respectievelijk 5 jaar, 10 jaar en 15 jaar.
Voor de inflatie wordt uitgegaan van 2%. Dat is het percentage waar de Europese Centrale Bank (ECB)
naar streeft en dat ook ongeveer overeenkomt met het langjarig gemiddelde inflatiepercentage. De
Ultimate Forward Rate (UFR), een berekende risicovrije rente voor langjarige contracten, die is
opgebouwd uit een schatting van de rekenrente en de verwachte inflatie voor de lange termijn, gaat ook
uit van een inflatie van 2%.
– Voor de jaren vanaf 20 jaar wordt bij het rendement uitgegaan van de rentecomponent van de UFR1.

Voor de inflatie wordt uitgegaan van de al genoemde 2%.