Het verder stijgen van de rente over mei vertaalt
zich, ondanks afname van de aandelen- en vastrentende waardenportefeuille, in
een stijging van de dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen over mei.
De indicatieve gemiddelde dekkingsgraad is in mei gestegen naar 124%. De
aandelen- en vastrentende waardenportefeuille nam in waarde af, maar de
rentestijging compenseerde de daling van het vermogen. Dat blijkt uit
de Pensioenthermometer van
Aon, die dagelijks de hoogte van de gemiddelde dekkingsgraad bijhoudt.
De indicatieve beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad
van de afgelopen twaalf maanden, steeg in mei naar 114%. Zo komen indexaties in
beeld. Met deze hogere dekkingsgraden lijkt de urgentie voor een ander
pensioenstelsel ineens veel minder groot.
Portefeuille daalt verder door
oplopende rente
In mei was het wederom de inflatie die de markten bepaalde. Hoewel de
inflatiecijfers in Amerika jaar op jaar met 8,3% iets over de piek leken te
gaan, steeg de inflatie in het VK en Europa tot de hoogste niveaus. Om de
inflatie in te dammen, verhoogde de Amerikaanse Federal Reserve (Fed) haar
referentierente met 50 bp tot een bandbreedte van 0,75-1%. Ook de Bank of
England verhoogde voor het eerst in 13 jaar de rente met 0,25% naar een rente
van 1%.
Ondertussen gaf de president van de Europese Centrale Bank
(ECB), Christine Lagarde, aan dat de ECB haar belangrijkste rentetarief gaat
verhogen in de beleidsvergadering van juli. Zij signaleerde voor het eerst dat
de centrale bank eind september een einde gaat maken aan haar negatieve rentebeleid.
De bedrijvigheid in de grote economieën vertraagde vanwege stijgende prijzen
van grondstoffen en hernieuwde beperkingen in de toeleveringsketen belemmerden
de productie. De Amerikaanse samengestelde PMI daalde in mei van 56,0 naar
53,8, terwijl de samengestelde PMI van de eurozone in dezelfde periode daalde
van 55,8 naar 54,9.
De daling van wereldwijde aandelenmarkten in april hield in mei aan en zorgde
daarmee voor de langste wekelijkse verliezende reeks sinds de wereldwijde
financiële crisis van 2008, waarbij de stijgende inflatie en oplopende rente,
de coronavirus-lockdowns in China en de Russische invasie van Oekraïne op het
sentiment wogen.
Tegen het einde van de maand herstelden de aandelen enigszins maar de aandelen
ontwikkelde en opkomende markten daalden uiteindelijk ongeveer 1%. De oplopende
rente en afzwakkende vooruitzichten zorgden bij vastgoed voor een daling van
3%. Alleen de grondstoffen lieten een positief rendement zien van ruim 3%. De
opgelopen rente zorgde deze maand wederom voor negatieve rendementen op
bedrijfsobligaties (-1,2% ), high yield (-0,5%) en hypotheken (-2,3%) nu de
hypotheektarieven iets oplopen. De lange rente steeg, waardoor de gehele
vastrentende portefeuille met 4,9 daalde. Op totaalniveau behaalde de portefeuille
een negatief rendement van 3,2%.
De rente hield de stijgende lijn vast in mei. Over de eerste 40 jaar steeg de
rentecurve met ongeveer 19 basispunten. Door de hogere rente zijn de
verplichtingen gedaald. Per saldo daalden de verplichtingen met ongeveer
4%.
Indexatie blijft onderwerp van
gesprek
Nu ook deze maand de dekkingsgraad verder stijgt ondanks het verdampende
vermogen, lonkt indexatie. Een indicatieve gemiddelde dekkingsgraad van 124% is
ongekend hoog. Met de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) om dit jaar nog te
kunnen indexeren, komt er ruimte voor fondsen om dit eerder te doen.
“Wij zien dat dit onderwerp nu op de bestuurstafels ligt”, zegt Frank Driessen, CEO Aon Wealth. “Na vele jaren somberheid in pensioenland en de huidige hoge inflatie, is het aanlokkelijk om nu eens een positieve boodschap te kunnen brengen. Toch adviseren wij fondsen om hier zorgvuldig naar te kijken.” Eén van de vereisten om de AMvB toe te kunnen passen, is dat er een intentie is om in te varen. Hierover moet afstemming gezocht worden met de sociale partners; het is immers op hun verzoek dat er uiteindelijk ingevaren wordt. “Dit brengt discussies over het nieuwe stelsel wel in een stroomversnelling”, zegt Driessen. “Er moet immers al een beeld zijn of er ingevaren gaat worden.”
Bruto versus netto profijt
Inmiddels wordt er in Den Haag volop gewerkt aan de behandeling van de Wet
Toekomst Pensioen. Zo was er op initiatief van kamerlid Omtzigt een extra
rondetafelsessie op 31 mei waarbij Kamerleden zich konden laten informeren door
experts. Eén van de onderwerpen was de berekeningen voor het pensioenakkoord.
Nu is het zo dat voor werkgevers die momenteel een beschikbare premieregeling
hebben voor de compensatie uitgegaan moet worden van bruto profijt, terwijl
voor pensioenfondsen het zogenoemde netto profijt van toepassing wordt.
“In een bruto profijtberekening wordt geen rekening gehouden met rendementen, er wordt sec gekeken naar de contante waarde van het premieverschil”, zegt Driessen. “Wij vinden dat geen faire vergelijking, omdat het uiteindelijk gaat om de pensioenuitkomst voor de deelnemer. De deelnemer zou er in pensioenuitkomst niet op achteruit mogen gaan. Netto profijt is daarom volgens ons beter.” Een alternatief is om te kijken naar de pensioenuitkomst en van daaruit de compensatie te bepalen. “Het zou goed zijn als dit alternatief ook als mogelijke methode toegestaan wordt voor werkgevers met een beschikbare premieregeling”, zegt Driessen.
Urgentie nieuw stelsel blijft aanwezig – Kabinet wil vaart houden in behandeling Wet Toekomst Pensioen
Met deze klinkende dekkingsgraden ontstaat onmiddellijk de vraag of het nog wel nodig is om naar een nieuw pensioenstelsel te gaan. Daarnaast is het een hele uitdaging om het complexe, vele pagina’s tellende wetsvoorstel te behandelen en tijdig in te dienen, zodat de wet 1 januari 2023 van kracht kan worden. Driessen: “Wij denken dat het verstandig is om wel over te gaan naar het nieuwe stelsel en de vaart erin te houden. De overgang is nodig om een houdbaar stelsel te verkrijgen, waarbij de premie het uitgangspunt is. De pensioenuitkomst is geen gegeven, maar het uiteindelijke resultaat is de uitkomst van de premie-inleg en rendementen.”