Nasleep ingestorte parkeergarage Eindhoven: Honderden gebouwen moeten worden onderzocht

 

 “Het inventariseren van gebouwen met een soortgelijke vloerconstructie als de ingestorte parkeergarage in Eindhoven is nog in volle gang door gemeenten, gebouweigenaren, constructeurs en bouwbedrijven. Voor zover nu wordt ingeschat, zullen honderden gebouwen daadwerkelijk moeten worden onderzocht. Ik heb goed overleg met betrokken partijen en probeer de komende tijd meer inzicht te krijgen in het aantal gebouwen. Voor zover mij bekend zijn er op dit moment circa tien gebouwen gesloten.” Dat antwoordde minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) onlangs op vragen van het Tweede Kamerlid Beckerman (SP).

Uit onderzoeken uitgevoerd in opdracht van Eindhoven Airport en het bouwbedrijf BAM komt naar voren dat de instorting van de parkeergarage bij Eindhoven Airport door een technische fout komt. Prof. ir. Nijsse , hoogleraar Structural Design aan de Faculteit Bouwkunde en CiTG , stelt dat er geen sprake is van een constructiefout, maar van een uitvoeringsfout. Hoe verhouden die conclusies zich tot elkaar?, zo werd de bewindsvrouw gevraagd. Haar antwoord: “De onderzoeken die zijn uitgevoerd in opdracht van Eindhoven Airport en bouwbedrijf BAM hadden tot doel het achterhalen van de technische oorzaak van de instorting. De conclusie van de onderzoekers beperkt zich daarom tot de technische oorzaak van de instorting en heeft geen betrekking op de vraag of deze een gevolg is geweest van een ontwerpfout of een uitvoeringsfout. De mening van prof. ir. Nijsse dat sprake is geweest van een uitvoeringsfout, staat daarom naast de conclusie uit de onderzoeken.

Toezicht onvoldoende?

Was er bij de situaties met onveilige betonvloeren, zoals bij de parkeergarage bij Eindhoven Airport, diverse schoolgebouwen en de Erasmus Universiteit sprake van fouten in het gemeentelijk bouwtoezicht?, zo luidde een andere vraag. Minister Ollongren antwoordde: “De bij de bouw betrokken partijen zijn er verantwoordelijk voor dat hun bouwwerken voldoen aan de bouwtechnische voorschriften. De gemeente houdt hierop toezicht op, maar neemt hiermee de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het bouwwerk niet over. Uit het overleg dat ik heb gehad met partijen komt het beeld naar voren dat zowel constructeurs, bouwbedrijven, vloerenleveranciers als het gemeentelijke bouwtoezicht geen oog hebben gehad voor het gebrek dat bij de parkeergarage is opgetreden, te weten een onvoldoende aansluiting tussen twee betonlagen in de vloerconstructie. Alle betrokken partijen zetten zich thans in om zo snel mogelijk eventuele gebreken in andere gebouwen op te sporen en waar nodig maatregelen te nemen.”

De bewindsvrouw antwoordde daarnaast desgevraagd dat bij de situaties met onveilige betonvloeren geen sprake is dat het toezicht op de kwaliteit aan de markt is overgelaten. “Op grond van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht heeft de gemeente een toezichthoudende en handhavende rol tijdens de bouw en op het bestaande bouwwerk”. Dit is ten aanzien van de betreffende bouwwerken met onveilige betonvloeren niet anders geweest.”  Op de vraag wie er verantwoordelijk is voor het gebruik van onveilige breedplaatvloeren en waar eventuele schade te verhalen is voor scholen of universiteitsgebouwen, volgde als antwoord: “De bouwende partijen zijn er voor verantwoordelijk dat hun bouwwerk voldoet aan het Bouwbesluit 2012 en dus ook voor het gebruik van veilige materialen. Gemeenten kunnen handhavend optreden als een bouwwerk hieraan niet voldoet. De vraag waar eventuele schade kan worden verhaald, is privaatrechtelijk van aard. Omdat bij ieder bouwwerk de privaatrechtelijke verhoudingen anders kunnen liggen, kan ik geen algemene uitspraken hierover doen. Scholen of universiteiten zullen in overleg met juridische adviseurs moeten bezien op wie eventuele schade kan worden verhaald. Conflicten hierover kunnen worden voorgelegd aan de rechter.”

Aanscherping overheidstoezicht?

Deelt u de mening dat toezicht op de uitvoering en de kwaliteit van bouwprocessen niet aan de markt of de sector zelf moet worden overgelaten, maar dat hier een publieke verantwoordelijkheid ligt die moet worden aangescherpt?, zo luidde Beckerman’s slotvraag . De minister zei van mening te zijn dat de bouwende partijen ervoor verantwoordelijk zijn dat een bouwwerk voldoet aan de wettelijke voorschriften op het terrein van de bouwkwaliteit. Deze verantwoordelijkheid moet niet worden verward met de rol van gemeente als bevoegd gezag. De gemeente houdt als bevoegd gezag toezicht op de naleving van het Bouwbesluit 2012, maar is niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van het bouwwerk.”

Er kan volgens haar op verschillende manieren toezicht worden gehouden. “Sowieso is het een verantwoordelijkheid van bouwende partijen om hun eigen toezicht en kwaliteitscontroles te organiseren, mede met het oog op hun wettelijke aansprakelijkheid voor bouwfouten. Een aanscherping van het overheidstoezicht kan er toe leiden dat bouwers zich zelf minder verantwoordelijk voelen voor de bouwkwaliteit omdat zij zich achter de overheid kunnen ‘verschuilen’. Een verheldering van verantwoordelijkheden tussen bouwende partijen en bevoegd gezag kan bijdragen aan een verbetering van de bouwkwaliteit”, aldus minister Ollongren