Minder meldingen brandweer in 2016; personeelsbestand blijft gelijk

 

Bij de meldkamers van de brandweer kwamen in 2016 bijna 222.000 meldingen binnen van incidenten. Dat zijn er 12.000 minder dan een jaar eerder. In 55% van de gevallen ging het om brand, de overige meldingen waren verzoeken om hulp. Zowel het aantal meldingen voor hulp (-10%) als het aantal voor brand (-1%) daalde vorig jaar ten opzichte van 2015, meldt CBS. Van alle incidentmeldingen die in 2016 bij de meldkamers van de brandweer binnenkwamen leidden er 141.000 tot het daadwerkelijk alarmeren van de brandweer, ca. 10.000 alarmeringen minder dan het jaar daarvoor. Ruim één derde van de meldingen werden door de meldkamer zelf afgehandeld. Dat is ongeveer evenveel als voorgaande jaren. De alarmeringen leidden in 93% van de gevallen tot het daadwerkelijk uitrijden van de brandweer die in 82% van de keren ook daadwerkelijk ter plaatse kwam. In de overige gevallen bleek dat de brandweer niet meer nodig was en werd de inzet afgebroken.

Het aantal verzoeken om hulp daalde in 2016 naar bijna 98.000 meldingen. Dat was 11.000 minder dan een jaar eerder. De voornaamste reden was rustiger weer. Zorgde de zomerstorm van 25 juli 2015 nog voor een piek in het aantal verzoeken om hulp, de hevigste storm van 2016, in november, was minder zwaar en leidde daardoor tot minder meldingen bij de brandweer. Wel zorgden zeer zware regen en hagelbuien eind juni 2016 voor veel overlast in het zuidoosten van Nederland en daardoor voor meer meldingen in het tweede kwartaal. Van de binnengekomen hulpverleningsmeldingen werd 37% afgehandeld door de meldkamer zelf. Bij merendeel (63%) van de meldingen werden brandweerkorpsen gealarmeerd. In bijna 55.000 gevallen kwamen zij daadwerkelijk voor hulp ter plaatse.

Minder brandmeldingen door brandmeldinstallaties

Telefonisten van brandweermeldkamers kregen 124.000 meldingen van brand in 2016. Dit betrof 79.000 meldingen vanuit brandmeldinstallaties en 45.000 telefonische meldingen. Het aantal meldingen van brand daalde met ruim 1.100 ten opzichte van 2015. Voor het tweede jaar op rij waren er vooral minder meldingen vanuit brandmeldinstallaties. Omdat meldkamers een deel van deze automatische meldingen zelf afhandelde, leidde dit uiteindelijk tot 41.000 alarmeringen bij de brandweer. Van deze alarmeringen was het bijna vier op de tien gevallen niet nodig om ter plaatse op het incidentadres te komen.

Het aantal telefonische meldingen van brand was in 2016 licht gestegen ten opzichte van een jaar eerder naar iets meer dan 45.000. Dat is voor het eerst sinds drie jaar. In 2014 en 2015 daalde het aantal telefonische meldingen nog. De toename leidde echter tot amper meer alarmeringen voor de brandweer omdat de meldkamer zelf veel van de extra meldingen kon afhandelen. Bij telefonische meldingen kwam de brandweer in meer dan 90% van de alarmeringen ter plaatse.

Reponstijd bijna gelijk aan vorig jaar

De gemiddelde responstijd bij brand is in 2016 met zes seconden toegenomen. De responstijd is de tijd vanaf het moment van de aanname door de brandweercentralist en het ter plaatse verschijnen van de brandweer op het adres van het incident. Gemiddeld deed de brandweer in 2016 er 7,5 minuten over om bij het incidentadres te komen. De gemiddelde tijd tussen de aanname door de brandweercentralist en het alarmeren van de brandweer nam met zes seconden toe. De gemiddelde uitruktijd en rijtijd zijn gelijk gebleven.
Om het aantal loze meldingen terug te dringen, investeerden meldkamers meer tijd in de verificatie van de melding alvorens de brandweer te alarmeren.

Personeelsbestand brandweer gelijk gebleven

Op 1 januari 2017 waren volgens cijfers van het CBS in Nederland 27,700 personen voor de brandweer aan het werk. Dat is bijna evenveel als een jaar eerder. Daarmee lijkt de daling van het aantal personeelsleden bij de brandweer van de afgelopen jaren afgevlakt. In zeven jaar tijd is het aantal medewerkers met 11% afgenomen. Van de mensen die begin dit jaar bij de brandweer werkten, behoorde 86%(23.000) tot het operationele en 14%t (3,800) tot het ondersteunende personeel. Het operationele personeel van de brandweer bestond uit zo’n 19 .000 vrijwilligers en 5,100 beroepskrachten. Dat waren er ongeveer evenveel als het jaar ervoor.

In vergelijking met een jaar eerder was het aantal vrijwilligers op 1 januari 2017 bij 13 van de 25 veiligheidsregio’s gestegen. In de veiligheidsregio’s Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond en Utrecht groeide het vrijwilligersbestand met 7 à 8% het sterkst. In elf regio’s was sprake van een daling.
In Amsterdam-Amstelland en Haaglanden bestaat ongeveer twee derde deel van de operationele brandweer uit beroepskrachten. In andere regio’s is het merendeel vrijwilliger; in Limburg-Noord en Noord- en Oost-Gelderland zelfs meer dan 90%. Op 1 januari 2017 was ongeveer 5%t van de brandweerlieden vrouw, verdeeld tussen ongeveer 250 beroepsvrouwen en duizend vrijwilligers. Al sinds 2004 schommelt het aandeel brandweervrouwen tussen 5 en 6%. Dit geldt voor zowel beroepskrachten als vrijwilligers. Per regio varieert het aandeel brandweervrouwen tussen 2% in Rotterdam-Rijnmond en 8% in Groningen en Drenthe.