ING Economisch Bureau: Twee tot drie keer meer faillissementen door coronacrisis

Door de coronacrisis kan het aantal faillissementen in 2021 verdubbelen of zelfs verdrievoudigen ten opzichte van 2019. Het ING Economisch Bureau verwacht voor 2021 dat 1,5% tot 2,5% van de bedrijven bankroet gaat, wat neerkomt op 6.500 tot 10.000 faillissementen. Ondanks de grote economische krimp wordt de schade beperkt door een aantal dempende factoren. Dit jaar beperkte stijging dankzij overheidssteun

De uitbraak van het coronavirus zorgt dit jaar voor een ongekend grote economische krimp van ruim 6%. Na jaren van relatief weinig faillissementen zal het aantal zowel in 2020 als in 2021 toenemen. Voor 2020 gaat het ING Economisch Bureau uit van ongeveer 4.500 faillissementen, wat een stijging is van 40% ten opzichte van 2019. Hierbij wordt uitgegaan van het ING basisscenario waarbij geen sprake is van een tweede lockdown in het najaar.

Pas in 2021 sterke toename faillissementen verwacht

In 2021 valt het aantal faillissementen twee tot drie keer hoger uit dan in 2019. Het percentage bedrijven dat failliet gaat loopt daarbij op van 0,8% in 2019 naar 1,5% tot 2,5% in 2021, wat neerkomt op 6.500 tot 10.000 faillissementen. Daarmee komt het aantal faillissementen hoger uit dan in 2020. Het risico op faillissement wordt immers groter naarmate de omzetderving langer duurt (in een 1,5 meter-samenleving) en de steunmaatregelen worden afgebouwd.

De kans op faillissement wordt in sommige sectoren ook groter als bedrijven weer gaan groeien en extra liquiditeiten nodig hebben om de groei te financieren. Als de omzet aantrekt lopen de inkoopkosten immers vrijwel direct op, terwijl de omzet pas maanden later daadwerkelijk binnenkomt. Dit geldt met name voor b2b-bedrijven, zoals de industrie en groothandel. Voor b2c-bedrijven, zoals de horeca en de detailhandel, geldt juist het omgekeerde. Als de groei aantrekt, verbetert de liquiditeitspositie van deze bedrijven ook weer snel. Zij krijgen veelal direct betaald, terwijl ze zelf met enige vertraging hun toeleveranciers betalen.

Drie dempende factoren

Ondanks de grote omzetdalingen zijn er een aantal factoren die de stijging van het aantal faillissementen binnen de perken houden: 

  1. Financiële steunpakketten van de overheid voor bedrijven.
  2. Veel bedrijven zijn in de afgelopen jaren flexibeler geworden waardoor ze sneller kunnen op- en afschalen. Hoe flexibeler en wendbaarder het bedrijf, hoe groter de overlevingskansen zijn.
  3. Niet iedere sector is even gevoelig voor faillissement. Vooral bij bedrijven met weinig kapitaalgoederen, zoals in de horeca en detailhandel, is bedrijfsbeëindiging in plaats van faillissement een reële optie voor ondernemers. 

Horeca en zakelijke dienstverlening krijgen meeste overheidssteun

Om de ergste vraaguitval, als gevolg van de intelligente lockdown en de 1,5 meter-economie, op te vangen heeft de overheid twee grote steunpakketten opgezet met als doel zo veel mogelijk arbeidsplaatsen te redden en faillissementen te voorkomen. De mate waarin bedrijven hiervan gebruik kunnen maken verschilt per sector. Uit een analyse van het ING Economisch Bureau blijkt dat met name de horeca en de zakelijke dienstverlening het meest gebruik kunnen maken van de overheidssteun (gemeten naar percentage van de omzet). Zo kan in de horeca tot bijna 20% van de verloren omzet gecompenseerd worden door de verschillende financiële regelingen. De groothandel ontvangt van alle sectoren relatief de minste overheidssteun, onder meer doordat het omzetverlies in deze sector gemiddeld genomen minder groot is.

1.Flexibiliteit van bedrijven vergroot overlevingskansen

Bedrijven kunnen in geval van omzetdalingen ook zelf aan verschillende ‘knoppen draaien’ om niet in liquiditeitsproblemen te komen: 

  1. Door de toegenomen flexibilisering van het personeel in de afgelopen jaren kunnen bedrijven direct afscheid nemen van de flexibele schil, zoals zzp’ers, uitzend- en oproepkrachten, en van werknemers met een tijdelijk contract. Daarnaast kunnen overuren, die zwaar drukken op de rentabiliteit, worden afgebouwd. Al deze maatregelen leiden tot lagere loonkosten.
  2. De inkoop van grondstoffen en (half)fabrikaten beperken. Als bedrijven minder omzet draaien hoeven zij minder in te kopen.
  3. Door tijdelijk nieuwe investeringen te beperken of uit te stellen ontstaat er financiële ruimte.

2.Handel en bouw zijn het meest flexibel

De flexibiliteit om snel kosten te verlagen verschilt per sector. Vooral de groothandel, bouw en detailhandel zijn flexibel. Meer dan 70% van de omzet in deze sectoren bestaat uit flexibele kosten, waarvan het grootste deel de inkoopkosten zijn. In de horeca en zakelijke dienstverlening wordt vaak gewerkt met een relatief grote flexibele schil aan arbeidskrachten: bijna 20% van de omzet bestaat uit loonkosten voor flexibel personeel. Door personeel snel af te schalen kunnen faillissementen worden voorkomen, al gaat dit wel ten koste van een oplopende werkloosheid.

3. Laag risico op faillissement in horeca en detailhandel

Op sectorniveau zijn er grote verschillen in het risico op faillissement. Ondanks dat bijvoorbeeld de horeca en detailhandel (non-food) tot de zwaarst getroffen sectoren behoren, ligt het risico op faillissement in deze sectoren relatief laag. Dit komt omdat ze relaief weinig kapitaalgoederen hebben, waardoor faillissement niet altijd aantrekkelijk is voor schuldeisers. Uit de vorige crisis blijkt dat ook. Het aantal faillissementen binnen deze sectoren was destijds niet heel hoog doordat ze relatief eenvoudig zelf het bedrijf ‘geordend’ tot een einde konden brengen in plaats van af te stevenen op een faillissement. Het risico op faillissement is relatief hoog in kapitaalintensieve sectoren, zoals de industrie. Al hangt dit ook samen met de mate van flexibiliteit van bedrijven om snel op en af te kunnen schalen.