Acht procent minder vuurwerkslachtoffers; kinderen tot 15 jaar 20% vaker gewond

 

Op 31 december 2017 en 1 januari 2018 zijn 434 slachtoffers van een vuurwerkongeval behandeld op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een ziekenhuis. Ten opzichte van de jaarwisseling 2016-2017 betekent dit een daling van 8%. De dalende tendens van de afgelopen vijf jaar zet daarmee door. Het aantal slachtoffers jonger dan 15 jaar is gestegen: 119 deze jaarwisseling versus 99 vorig jaar. Bovenop de 434 vuurwerkslachtoffers die behandeld zijn op de SEH-afdeling zijn er landelijk naar schatting nog 700 vuurwerkslachtoffers gezien op huisartsenposten. Opvallend is dat er relatief veel meer meldingen van verwondingen (van gehoorschade tot brandwonden) bij het carbidschieten.

Tijdens de vorige jaarwisseling steeg het aantal vuurwerkslachtoffers in de grote steden, terwijl in de ziekenhuizen in de rest van het land de aantallen voornamelijk afnamen. Dit jaar bleef het aantal slachtoffers in Amsterdam gelijk, en daalde dit in Den Haag en Rotterdam. Tijdens de jaarwisseling 2017-2018 viel één dode door vuurwerk: een 39-jarige man uit Swifterbant stak een illegale mortierbom af. Ook vorig jaar overleed in Nederland één persoon door vuurwerkletsel: een 54- jarige man uit Meppel overleed als gevolg van vuurwerk dat in zijn gezicht was ontploft. Sinds de jaarwisseling 2003-3004 overleden elf personen als gevolg van verwondingen door vuurwerk.

Ziekenhuisopnamen

Zeven procent van de slachtoffers werd opgenomen in het ziekenhuis. Het aandeel ziekenhuisopnamen is iets lager dan vorig jaar (12%). Naast de opnames werd 8% van de SEH-bezoekers doorverwezen naar een ander ziekenhuis, vaak een oogziekenhuis of een brandwondencentrum (vorig jaar 18%). Daarmee lijkt de gemiddelde ernst van de letsels iets af te nemen. Twaalf procent raakte gewond op 31 december vóór 18:00 uur, wanneer wettelijk nog geen vuurwerk mag worden afgestoken. De afgelopen jaren, na beperking van de afsteektijden, daalde dit aandeel. Dit jaar is er weer een lichte stijging waar te nemen.

De overgrote meerderheid van de slachtoffers is man (84%). Dit is een nog groter aandeel dan vorig jaar (76%). Ruim de helft (52%) van de slachtoffers is jonger dan 20 jaar (vorig jaar 36%, het jaar daarvoor 53%). Onderzoek van VeiligheidNL onder vuurwerkkopers eind 2017 liet zien dat kinderen in ongeveer een derde deel van de gevallen het vuurwerk afsteken, hetzij onder toezicht van een volwassene (25%), hetzij zonder toezicht (9%). Dit is een indicatie dat vuurwerk afsteken door kinderen risicovoller is dan door een volwassene.

De meest voorkomende letsels waren, evenals in de jaren ervoor, brandwonden en oogletsel. Deze jaarwisseling liep 27% van de slachtoffers oogletsel op, en 36% één of meerdere brandwonden. Opvallend hierbij is het verschil tussen de jongste groep vuurwerkslachtoffers en de groep jongeren en volwassenen: in de groep kinderen jonger dan 15 jaar had 14% oogletsel, in de groep 15 jaar of ouder was dit 34%. Enkele jaren geleden hadden kinderen nog een even groot aandeel oogletsels als oudere vuurwerkslachtoffers. Mogelijk is dit een gevolg van het steeds vaker dragen van een vuurwerkbril door kinderen. De jongste groep liep daarentegen wel relatief vaak brandwonden op: 58% van de kinderen had een brandwond, tegen 25% van de (jong)volwassenen.

Ruim één op de tien slachtoffers (13%) had een open wond. Bij 2% van de slachtoffers was een amputatie noodzakelijk, meestal van hand of vinger(s). Een kwart van de SEH-bezoekers had letsel aan het hoofd (anders dan oogletsel), meest brandwonden. Nog een kwart had letsel aan de hand (15%) of één of meerdere vingers (10%).  Van de letsels waarbij het type vuurwerk bekend was, was het aandeel letsels door knalvuurwerk 47%, vergelijkbaar met de vorige jaarwisseling. Een vijfde deel van het verkochte vuurwerk leidt tot bijna de helft van alle letsels, waaruit duidelijk blijkt dat knalvuurwerk risicovoller is dan siervuurwerk. Ruim de helft (56%) van de op de SEH-afdeling behandelde slachtoffers heeft het vuurwerk zelf afgestoken, 44% was een omstander. Het aandeel gewonde omstanders is het grootst in de leeftijdsgroepen 0-9 jaar en 50-59 jaar.

Van de vuurwerkletsels waarvan bekend is of het door legaal, dan wel illegaal vuurwerk is veroorzaakt, werd 22%t veroorzaakt door illegaal vuurwerk en 78% door legaal vuurwerk, een vergelijkbare verdeling als tijdens de vorige jaarwisseling. Van de ongevallen met illegaal vuurwerk had 10% een amputatie aan hand of vinger(s) tot gevolg. Verder leidde illegaal vuurwerk vaak tot oogletsels en brandwonden. Ondanks de natte weersomstandigheden werd dit jaar 4% van alle vuurwerkletsels veroorzaakt door vuurwerk dat op straat gevonden was. In vrijwel alle gevallen betrof dit kinderen onder de 16 jaar. Ongevallen door gevonden vuurwerk vinden meestal plaats in de ochtend van 1 januari. Van een van de slachtoffers moest een hand worden geamputeerd. De andere kinderen hadden vooral brandwonden aan hoofd of handen.