IFV: Minder ongevallen met voorrangsvoertuigen in 2015

​In 2014 vonden er 76 ongevallen met voorrangsvoertuigen plaats, terwijl er het jaar daarna 31 ongevallen werden geregistreerd. Rijden door rood licht blijft het grootste risico bij het rijden met een voorrangsvoertuig. Dat zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek ‘Ongevallenstatistiek voorrangsvoertuigen 2014-2015’ dat het Kenniscentrum Voorrangsvoertuigen van het IFV heeft uitgevoerd. 

In 2014 en 2015 waren er in totaal 107 ongevallen met voorrangsvoertuigen. Bij 47 ongevallen waren ambulances betrokken, bij 41 ongevallen politievoertuigen en bij 19 ongevallen brandweervoertuigen. De ongevallen leidden tot één dodelijk slachtoffer en 81 gewonden, onder wie 44 hulpverleners en 37 andere weggebruikers. Bijna een derde van de ongevallen gebeurde binnen de bebouwde kom op kruispunten met verkeerslichten, waarbij de voorrangsvoertuigbestuurder door rood licht reed, terwijl de andere weggebruiker groen licht had. Wel is het aantal ongevallen van dit type gedaald ten opzichte van de periode 2010-2013.

Veel inspanningen om aantal ongevallen te verminderen

De daling tussen 2014 en 2015 valt op, aldus de onderzoekers. Of 2015 een incidenteel jaar met minder ongevallen was, of dat er sprake is van een dalende trend, is volgens hen nu nog niet te zeggen. “Een feit is dat er sinds een paar jaar flink aan de weg wordt getimmerd om het aantal ongevallen met voorrangsvoertuigen te verminderen. Zo zijn de brancherichtlijnen van brandweer, politie en ambulancezorg beter op elkaar afgestemd. Verder is het sinds 1 april 2015 toegestaan om op de openbare weg te oefenen met het rijden met optische en geluidssignalen, wat bijdraagt aan de kwaliteit van de rijopleiding voor voorrangsvoertuigbestuurders. Ook zijn de uitkomsten van het onderzoek over 2010-2013 verwerkt in de opleidingen voor bestuurders van voorrangsvoertuigen. Er is een gedragscode ontwikkeld, zodat bestuurders zich zo voorspelbaar mogelijk gedragen in het verkeer. Daarnaast is voorlichting aan de andere weggebruikers belangrijk. Hiervoor is bijvoorbeeld de publiekscampagne ‘Wat doe jij bij zwaailicht en sirene?’ ontwikkeld.”

Periode 2010-1015

In de periode van 1 januari 2010 tot 31 december 2015 zijn in Nederland 308 ongevallen met voorrangsvoertuigen geregistreerd. In 2% van de gevallen viel hierbij een dodelijk slachtoffer en in bijna de helft van de gevallen (48%) raakte een of meerdere inzittenden gewond. Bij ruim een derde van de ongevallen (37%) moesten de gewonden naar het ziekenhuis en in 11% konden de gewonden ter plaatse worden behandeld. Bij de meeste ongevallen met voorrangvoertuigen vielen geen doden of gewonden en in 8% was het niet bekend of er slachtoffers waren gevallen.

Verder is er onderzoek gedaan naar het aantal gewonden en dodelijke slachtoffers. In de periode 2010-2015 zijn er in totaal zeven personen om het leven gekomen: één hulpverlener en zes weggebruikers aan de zijde van de wederpartij. Daarnaast raakten er 232 gewond: 123 hulpverleners (67 politiemensen, 15 brandweerlieden, vier ambulancemedewerkers en drie overige hulpverleners) en 109 weggebruikers van de wederpartij.

Kenmerken van ongevallen met voorrangsvoertuigen

De meest opvallende kenmerken van de onderzochte ongevallen zijn:

  • de ongevallen zijn voornamelijk flankbotsingen (69%);
  • de ongevallen vinden meestal plaats binnen de bebouwde kom (59%);
  • de ongevallen vinden voornamelijk plaats op kruispunten (68%);
  • de wederpartij rijdt meestal in een personenauto (71%);
  • de ongevallen vinden meestal plaats als de voorrangsvoertuigen onderweg zijn naar ernstigere meldingen binnen het spectrum van de dringende taken;
  • de voorrangsvoertuigbestuurders zijn in het algemeen ervaren.

Ongevalstypen

De ongevallen die op elkaar lijken zijn gegroepeerd tot ongevalstypen. Er zijn volgens de onderzoekers acht ongevalstypen te onderscheiden in de periode 2010-2015.

  1. De voorrangsvoertuigbestuurder rijdt op een kruispunt door rood licht (in n60% van de gevallen bovendien te hard) terwijl de weggebruiker groen licht heeft (34%);
  2. De andere weggebruiker let niet op of vertoont onverwacht gedrag (21%);
  3. De voorrangsvoertuigbestuurder let niet op of houdt onvoldoende afstand (12%);
  4. De voorrangsvoertuigbestuurder is bezig met een inhaalactie (10%);
  5. De voorrangsvoertuigbestuurder verliest de beheersing over het voertuig (9%);
  6. Er ontstaat een aanrijding door een afdeksituatie, waarbij een voertuig aan het zicht onttrokken is door bijvoorbeeld een groot voertuig of bebouwing (5%);
  7. De voorrangsvoertuigbestuurder rijdt tegen een obstakel op de weg of in de berm (3%);
  8. De voorrangsvoertuigbestuurder wordt geconfronteerd met een plotseling uitwijkende weggebruiker naar de vluchtstrook (2%).                                                                                                                                                                                                                                                                                            Het raport Ongevallenstatistiek voorrangsvoertuigen 2014-2015 is hier te downloaden: http://www.ifv.nl//kennisplein/Documents/20170412-IFV-Ongevallenstatistiek-voorrangsvoertuigen-2014-2015.pdf. De factsheet Ongevallenstatistiek voorrangsvoertuigen 2010-2015 is hier te downloaden:http://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/20170401-IFV-Factsheet-Ongevallenstatistiek-2010-2015.pdf.